Fietsen in Zuid-Vietnam, lees het reisverhaal

Op het ritme van het water: de Mekong Delta
Journaliste Myriam Thys fietste met Djoser door de lage landen van Vietnam en aanschouwde de wondere wereld van de Mekong Delta. Een impressie van een gebied waar het toerisme nog beperkt is en het dagelijks leven zich wentelt in een rustgevende traagheid.

Duizenden motoren staan bijeengepakt bij een stoplicht en verspreiden zich als mieren door de stad. Er zijn 3.600.000 scooters in Saigon alleen en er komen er nog 400.000 per jaar bij. Oversteken is dus een gewaagde bezigheid. Het is zoals bij honden: nooit laten zien dat je bang bent. Onze fietstocht vertrekt vanuit deze broeierige metropool, door de communisten herdoopt in Ho Chi Minh City. Een stad die wil wedijveren met steden als Hongkong, Singapore en Bangkok. Sinds een jaar of twee waait er een trendy wind in Saigon, gelanceerd door en voor de piepjonge bevolking. Van de inwoners is 70 procent jonger dan dertig, iets dat zich steeds meer weerspiegelt in het straatbeeld: moderne koffiebars, eigentijdse winkels en trendy restaurants.
Ik ontmoet een jonge ontwerper die me meeneemt naar een paar hippe dancings en een van de hotspots in het centrum: het fashion TV café waar ik een duizelingwekkende modeshow te zien krijg. Er hangt nog een sfeer van vergane glorie in Saigon, maar die krijgt nu een nieuwe boost. Na drie dagen ontmoet ik de andere Djoserfietsers in een van de populairste restaurants van de stad, Quan an ngon, waar het eten in kraampjes in de tuin wordt klaargemaakt. Het is een gemengde Nederlands-Belgische groep van vijftien, oud en jong, niet piep. Ondanks de jetlag is iedereen in een uitbundige stemming en het eten is zoals altijd bijzonder lekker.

Vietnamese liefdesliedjes
Onze eerste bestemming is Ben Tré, een dorp dat platgebombardeerd werd tijdens de oorlog. Nu is het een laid back stadje, bekend om zijn kokossnoepjes. Als we eenmaal buiten Saigon beginnen te fietsen, zie ik overal aan de kant van de weg plastic fl essen staan. Het is rijstwijn: 55 procent alcohol. “It makes you happy all night long”, lacht Cherry, onze gids. Dat wordt uitvoerig gedemonstreerd door onze technicus die ’s avonds graag een glaasje rijstwijn drinkt en dan breed glimlachend eindeloos lange Vietnamese liefdesliedjes zingt. We noemen hem Happy omdat hij met dezelfde grote smile overdag al onze technische problemen oplost. Eén van de opvallendste tempels onderweg is een Cao Daitempel. Cao Dai is een godsdienst die boeddhisme, confucianisme, taoïsme en christendom verenigt, met hier en daar zelfs invloed vanuit het animisme en de islam en natuurlijk aandacht voor de voorouderverering, die in Vietnam erg belangrijk is. Binnen kom ik in een felgekleurde fantasiewereld terecht, vol draken en slangen. Je vindt Cao Dai alleen maar in het zuiden van Vietnam, in het noorden hebben ze er nooit van gehoord. Toch zijn er bijna drie miljoen volgelingen.

Stokbrood en la vache qui rit
In de Mekong Delta heeft zowat iedereen een fiets, we krijgen dus regelmatig gezelschap. Twee schoolmeisjes willen hun Engels oefenen. Veel verder dan ‘what’s your name’, ‘my name is Chooran’ en ‘bye’ komen we niet, maar elke conversatie wordt beloond met een verpletterende glimlach. De Fransen hebben hier duidelijk hun sporen achtergelaten, niet alleen in de architectuur, maar ook in het eten: stokbrood en la vache qui rit zijn de twee voornaamste indringers in dit heiligdom van de rijst. Veel activiteiten in de dorpjes waar we doorheen fietsen hebben onvermijdelijk te maken met water. We stoppen bij een primitieve bootwerf. De kleinste sloep kost 300 euro en daar moet een visserfamilie lang voor sparen. Velen verdienen niet meer dan 35 euro per maand. Ondanks de vochtige hitte en het feit dat ik me thuis bijna nooit op twee wielen verplaats, valt het fietsen best mee.
De Delta is gelukkig plat, 40 tot 50 km per dag zouden anders behoorlijk zwaar zijn. Auto’s zie je er bijna niet, de smalle paadjes zijn alleen geschikt voor fietsen en scooters, soms zwaar beladen met matrassen, kasten of het voltallige kroost. Het is een voortdurende evenwichtsoefening. Waar we ook fietsen, het enthousiasme van de mensen kent geen grenzen; kinderen roepen ‘hello’ en lopen vaak meters mee. Soms voelt het alsof we de ronde van Frankrijk aan het winnen zijn. Hier en daar stoppen we voor koffie, die we uit piepkleine glaasjes drinken. Het is een perfecte manier om contact te maken en de mensen te observeren. De school is uit, dus massa’s meisjes komen voorbijgereden in hun maagdelijk witte, elegante Ao dai’s, Vietnamese tunieken. Dit is het echte Vietnam!

I will forget you
Volgens Cherry, die geboren is in de Mekong Delta, vind je hier de vriendelijkste mensen van heel Vietnam. Bovendien hebben de vrouwen de langste benen en kunnen de mannen het beste drinken. Zaken doen zonder je toekomstige businesspartner onder tafel te drinken is hier uitgesloten, lacht hij. We fietsen op kleine, met bamboe overschaduwde paadjes, langs riet, fruit- en palmbomen, uitgestrekte rijstvelden, smalle en brede rivieren en over honderden bruggetjes. We nemen ook tientallen veerboten waar we met massa’s scooters en andere fietsers in een veel te kleine ruimte worden gepropt. Maar ook dat is interessant. Een wat oudere man die me lange tijd aanstaarde, stamelt net voordat hij de boot afstapt: “I will forget you.” De ‘never’ blijft in zijn sikje steken. Als we ergens een markt zien stoppen we altijd. Op die van Vinh Long eten we met z’n allen een noodle soep (Pho) en drinken er een koel biertje bij. Op de vogelafdeling belanden eenden en ganzen luid protesterend met twintig tegelijk aan het stuur van een motor. Iets verder loop ik tussen de slangen en allerlei kruipend (on)gedierte: van insecten tot rivierratten. Dit bevestigt Cherry’s opmerking dat Vietnamezen werkelijk alles eten wat beweegt.

Echte gastvrijheid
Op weg naar Soc Trang vreten we stof. De weg is in zeer slechte staat: zand, losliggende stenen en kuilen, hier en daar springt er een ketting af, maar Happy lost het in een mum van tijd op. Terwijl we wachten op een paar achterblijvers krijgen we vers kokossap aangeboden. De man die daarvoor als een gek een boom is ingeklommen, wil er niks voor terug. Echte gastvrijheid bestaat nog! Als we in het hotel hebben ingecheckt fi etsen we met een deel van de groep nog naar de Ang pagoda, een bijzonder mooie Khmertempel aan de Ba Om Pond. Dit vierkante meer wordt omringd door eigenaardige wilgachtige bomen waar de wortels boven de grond met elkaar verbonden zijn en waar enorm veel vogels neerstrijken. De volgende ochtend nemen we een kijkje in de Chua Doi, de vleermuistempel, 7 km buiten de stad. Duizenden vleermuizen verzamelen zich hier om bij zonsondergang kilometers verderop eten te zoeken. Het geluid gaat door merg en been.

Jong geleerd, oud gedaan
Ook de weg naar Can Tho, de grootste stad van de Delta met een half miljoen inwoners, laat te wensen over. Mijn ketting en mijn spatbord schokken eraf. Bovendien rennen honden, kippen en vandaag ook massa’s eenden rakelings voor mijn wiel de weg over. Can Tho is het meest toeristische stadje op de reis, maar dat betekent ook leuke winkels en goeie restaurants. In het gezellige restaurant Nambo plof ik neer op het balkon van de eerste verdieping en kijk ik met verbazing naar alles wat er zich op straat afspeelt. Het is beter dan een boek! De volgende ochtend nemen we heel vroeg een kleine sampan naar de drijvende markt van Cai Rang. De grote boten vormen lanen, waar de kopers in veel kleinere boten in- en uitvaren. Een voorbeeld van wat ze verkopen prikken ze op een paal. We worden benaderd door een roeiboot met drie jongetjes van 2, 4 en 5 jaar oud, die ons bananen en frisdrank willen verkopen. De oudste vraagt 10.000 dong voor een trosje bananen, tweemaal zoveel als ergens anders. Afdingen staat niet in zijn woordenboek. Als we 50.000 dong overhandigen geeft het jongetje van vier maar 30.000 terug. Pas als we hem erop wijzen geeft hij met veel tegenzin de rest, terwijl hij snel zijn opbrengst van die ochtend door zijn vingers laat glijden en als een pro de biljetten telt. Als we ook nog wat frisdrank kopen en we daar niet op afdingen verschijnt er zelfs een lach op het verbeten mondje van de vijfjarige. ‘High five’ en op naar de volgende. Jong geleerd is oud gedaan.

Drinking & driving
“Hello, hello!” Een jongetje dat aan het vissen is staat voor een zwaar dilemma: eerst zijn vis binnenhalen die net toehapt, of gillend de weg op rennen om ons te verwelkomen. Iets verder belanden we in een huwelijksfeest. Links van de weg zitten de mannen, die de drank al rijkelijk hebben laten vloeien (het is pas 11 uur), rechts de vrouwen. Een paar woorden Vietnamees en de sfeer zit erin. Ik krijg meteen een glas rijstwijn aangeboden. Maar als ik lachend teken dat drinking & driving niet samengaan, buldert iedereen het uit. Dan maar bremzoete limonade van de vrouwenkant. Een koekje kan ik ook niet weigeren en ik krijg zelfs een geluksbrenger in mijn hand gestopt. Uiteindelijk wordt ook het kersverse paar erbij geroepen, je krijgt niet elke dag de pers op je dak. We wagen ons met z’n allen aan de karaoke vanavond, het hoort erbij in Azië. De meeste Vietnamezen kunnen niet zingen, maar ze doen het graag en weten van geen ophouden. De volgende dag kruisen we een motor met minstens dertig houten vogelkooien. Ik heb bewondering voor het evenwicht van de bestuurder, vooral als er een groep fietsende Belgen en Nederlanders van de andere kant komt, die niet wil wijken. Ook wij zijn intussen volleerde evenwichtskunstenaars geworden.

Terug in Saigon
Op weg naar Saigon staat er een verkoper met fake sneeuwmannen langs de weg; even waan ik me in de twighlight zone. Na de rustige sfeer in het zuiden lijkt de chaos in Saigon nog erger dan voorheen. We bezoeken vandaag twee grote markten, waar de gangetjes tussen de kramen zo smal zijn dat ik er claustrofobisch word. De volgende dag denk ik er aan terug als ik de benauwende Cu Chi-tunnels in kruip, van waaruit 16.000 Vietcongs het leven van de Amerikaanse soldaten onmogelijk maakten. Honderden kilometers tunnel die met simpele houwelen werden uitgegraven, leiden naar ondergrondse keukens, wapendepots en slaapzalen. Op Cu Chi alleen (nog geen 4 km2) zijn een half miljoen bommen gegooid. Nu is het tot een soort kermis verworden waar je aan het einde van de tour in een schietkraam een paar geweren kunt leegschieten.

Gewoon rust
We hebben de Delta achter ons gelaten en fietsen richting kust, ten noorden van Saigon, naar Mui Né, onze eindbestemming. Het landschap is veel heuvelachtiger geworden. Nu besef ik dat de vlakke Mekong Delta een fi etsparadijs was. Het Palmyra resort, waar we heerlijk kunnen uitrusten, ligt op een kilometers lang strand. Voor het eerst slaap ik in met het geluid van de golven, geen blaffende honden meer bij het ontwaken, gewoon rust.