Nieuw-Zeeland: Honderd tinten groen

Nieuw-Zeeland: Honderd tinten groen



Glooiende groene heuvels, stoomspuwende geisers, witbesneeuwde bergtoppen, nevelige fjorden en een trotse Maoricultuur. Nieuw-Zeeland mag een heel eind vliegen zijn, maar dan heb je ook wat. Een reis over land, op zee en in de lucht.


NIEUW-ZEELAND
Overal waar ik om me heen kijk zie ik glooiend groen hobbitlandschap. Nieuw-Zeeland stelt me niet teleur en presenteert zijn honderd tinten groen, van mals en grazig tot karaktervol en kruidig. Ik rijd zuidwaarts over het Noordereiland van wat de oorspronkelijke bewoners, de Maori’s, Aotearoa noemden: het Land van de Lange Witte Wolk. De afgelopen dagen heb ik het gebied ten noorden van Auckland verkend en ben ik onder de indruk geraakt van de geweldige kauribomen in het Waipoua Forest en het Trounson Kauri Park. De reusachtige bomen die meer dan dertig meter hoog kunnen worden en vaak vele honderden tot zelfs duizenden jaren oud zijn, komen alleen voor in Nieuw-Zeeland en een deel van Australië. In de pioniersdagen, toen Nieuw-Zeeland door blanken werd gekoloniseerd, kreeg men al snel in de gaten hoe ongeloofl ijk veel hout een kauri opleverde. Bovendien bleek het hars van de boom, dat de Maori’s al eeuwenlang gebruikten als kauwgom, zeer geschikt als vernis. Binnen de kortste keren werden ze op grote schaal gekapt en momenteel is er nog slechts zo’n tienduizend hectare kauribos over, grotendeels beschermd natuurgebied.

MAORICULTUUR
Eveneens in het gebied ten noorden van Auckland bevindt zich het Waitangi National Reserve, waar de stichting van de staat Nieuw-Zeeland wordt herdacht. Nadat Abel Tasman de eilanden in 1642, zo’n zevenhonderd jaar na de Maori’s, als eerste blanke had ‘ontdekt’ en Statenland had gedoopt, was tegen het einde van de achttiende eeuw de kolonisatie van het nieuwe land op gang gekomen. De invloed van de kolonisten op de Maoricultuur was weinig verhe end. Westerse ziekten waartegen de Maori’s geen weerstand hadden, vergden veel slachto ers. Nog veel erger waren de gevolgen van de introductie van vuurwapens, die aan de Maori’s in ruil voor ‘greenstone’, een soort jade, werden verkocht. Maori’s uit de kustgebieden begonnen hiermee hun rivalen uit de binnenlanden aan te vallen. Naast dit fysieke geweld was er de bekeringsdrift van de missionarissen, die de Maori’s - zonder goed en wel te beseffen wat ze deden - belangrijke spirituele waarden ontnamen. Op een gegeven moment, toen de kolonisatie flinke vormen begon aan te nemen, werd de roep om handhaving van de orde groter. Uiteindelijk besloot de Britse regering zich over Nieuw-Zeeland te ontfermen en werd in 1840 in het kustplaatsje Waitangi een verdrag gesloten waarbij de Maori’s hun soevereiniteit overdroegen aan koningin Victoria, in ruil voor bescherming door de Britten. Het eenvoudige houten Treaty House, waar het verdrag werd gesloten, is een van de oudste van het land en een populaire toeristenbestemming.

VULKANISCHE KRATERS IN ROTORUA
Terwijl ik achter het stuur de gebeurtenissen van de laatste dagen de revue laat passeren, zie ik het landschap om mij heen langzaam maar zeker wat woester worden. Ik nader Rotorua, het vulkanische gebied in het hart van het Noordereiland en het centrum van de Maoricultuur, of wat ervan over is. Misschien is het juister om te spreken van het centrum van het Maoritoerisme. Er bevindt zich het Maori Arts and Crafts Institute, waar oudere Maori-handwerksmannen hun kunsten aan een jongere generatie proberen door te geven. “Critici zeggen dat we hier een soort plastic Maoricultuur presenteren”, zegt een woordvoerder van het instituut, “maar zonder het toerisme was die cultuur allang uitgestorven.” In Rotorua kunnen belangstellenden een ‘hangi’ bezoeken, een feest waarbij traditioneel gestoomd Maorivoedsel wordt gepresenteerd, en tijdens het eten een ‘haka’ bekijken, een authentieke oorlogsdans. Nog veel authentieker zijn de kokende geisers, helse modderpoelen en dampende, helblauwe meren in de Waimangu Thermal Valley. In deze vallei wemelt het van de actieve vulkanische kraters. ‘Dit gebied is gevaarlijk. Blijf op de paden a.u.b.’, meldt de Nederlandstalige folder die bij de ingang van de vallei verkrijgbaar is. In deze omgeving vond in de vroege ochtend van 10 juni 1886 de uitbarsting van de vulkaan Tarawera plaats. Deze vernietigde enkele Maoridorpen, waarbij 159 doden vielen. De lava werd tot zeventien kilometer verderop geslingerd. In het vulkanische geweld ontstonden de kraters en meren die nu de Waimanguvallei zo’n spectaculaire aanblik geven. Ik wandel langs het Koekenpanmeer, waar in 1917 opnieuw een uitbarsting was. Ditmaal bedroeg het aantal slachtoffers slechts twee. Even verder ligt de Taha Roto-geiser, die elke paar minuten actief is. Je kunt er, letterlijk, je horloge op gelijk zetten. Verderop bevinden zich het overstroompad, de helkrater, de jodiumpoel en het witte kruis.

OVER DE RUIGE COOK STRAIT
Na een dag van stevig doorrijden arriveer ik in Wellington, dat in 1865 de status van hoofdstad overnam van Auckland. Men vond Auckland niet centraal genoeg gelegen voor die functie. Ondanks de opwaardering van Wellington is de stad met 395 duizend inwoners ongeveer driemaal zo klein als Auckland, dat bovendien verreweg de belangrijkste luchthaven van het  land huisvest. Maar de hoofdkantoren van de meeste grote bedrijven zijn gevestigd in Wellington, een vrij sfeervolle, provinciale stad die fraai tegen de berghellingen aan de baai van Port Nicholson is gelegen. Helaas wordt Wellington, als gevolg van zijn ligging aan het uiterste zuidpuntje van het Noordereiland, nogal geteisterd door de wind, zodat het er dikwijls fris is. Onder de druk van een krap tijdsschema blijf ik slechts kort in de hoofdstad. Ik heb hogere verwachtingen van Queenstown en Christchurch, op het Zuidereiland. Reeds de dag na aankomst neem ik de veerpont naar Picton, over wat een van de ruigste wateren ter wereld heet te zijn: de Cook Strait. Ik heb expres zeer licht ontbeten, maar mijn vrees voor zeeziekte blijkt ongegrond: de Cook Strait houdt zich tijdens de tweeënhalf uur durende tocht uiterst rustig, en ik kan op het dek van de Interislander Ferry van een stralende lentezon genieten. Op zee waait het minder dan aan de kust, zo lijkt het.



VAN QUEENSTOWN NAAR CHRISTCHURCH

Queenstown ligt midden tussen de besneeuwde vulkanische bergen. Overal bevinden zich hier straalblauwe, glazen meren die het natuurschoon met hun reflecties verdubbelen. Vanuit deze stad zal ik naar de Milford Sound vliegen, een schitterende fjord en een van de toeristische hoogtepunten van Nieuw-Zeeland. Mijn medepassagier, die zich voorstelt als Mike Gould Kelley, zegt in het bezit te zijn van een vliegbrevet, maar mag ondanks zijn verzoek niet naast de piloot van het vliegtuigje, een tweemotorige Nomad, plaatsnemen. De piloot blijkt echter ook zonder hem uitstekend in staat het toestel over de witgetopte bergen en door de onrustige Milford Sound - “Wat een thermiek!” brult Mike - heen te laveren, om ons uiteindelijk veilig op het plaatselijke vliegveldje neer te zetten.
Christchurch moet de vriendelijkste stad van heel Nieuw-Zeeland zijn. Daar doen de onmiskenbare sporen van de aardbevingen van 2010 en 2011 niets aan af. Traag stroomt hier de Avon (niet vernoemd naar de rivier van Shakespeare) door beschaafde groene parken, langs statige gebouwen in neogotische stijl, bevaren door platboomde ‘punts’ die worden bestuurd door witgeklede mannen met lange stokken - lieden die uiteraard ‘punters’ heten.
Ik sluit mijn verblijf in de stad af met zo’n boottochtje en vertel de punter dat de sfeer me sterk doet denken aan een Engelse universiteitsstad uit de jaren dertig van de vorige eeuw. “Dan heb je zeker de televisieserie of de film Brideshead Revisited gezien”, knikt deze. “Dat verhaal speelt deels in Oxford en het Christ Church College daar was een van de belangrijkste filmlocaties. Drie keer raden waar deze stad naar vernoemd is.” En zowaar: ik heb het de eerste keer goed.

CERVENA’S OP HET ZUIDEREILAND
De dagen die volgen staan in het teken van het natuurschoon, dat op het Zuidereiland zo mogelijk nog imposanter is dan op het Noordereiland. Ik vaar langs de kust van het Abel Tasman nationaal park, met zijn fraaie rotsformaties, en rijd langs de westkust via de curieuze pannenkoekrotsen van Punakaiki richting de Fox Glacier en de altijd besneeuwde Mount Cook. Dertig kilometer buiten Queenstown bezoek ik de ‘cervena’ farm van het echtpaar Mark en Jo. “Cervena’s zijn een bepaald type hert en de naam mag alleen worden gebruikt als de dieren niet ouder dan drie jaar zijn”, legt Mark uit. De dieren werden in 1860 in Nieuw-Zeeland geïntroduceerd om er op te jagen. Maar zoals wel vaker bij de introductie van uitheemse diersoorten het geval was (geïmporteerde honden en varkens roeiden bijna de nationale vogel, de kiwi, uit) liep de zaak uit de hand. Wegens het ontbreken van natuurlijke vijanden plantten de cervena’s zich razendsnel voort. Men besloot er jaarlijks grote aantallen van af te schieten. Totdat ontdekt werd dat cervenavlees zeer mals is en bovendien cholesterolarm. Er ontstond al snel een markt voor het vlees, vooral in Europa, en thans wordt de cervena op farms gekweekt, zodat de aantallen onder controle kunnen worden gehouden. Dat de consumptie van hert ook in Nieuw-Zeeland zelf wordt gestimuleerd, blijkt onder andere uit de talrijke competities, waarbij de chefs van de betere restaurants wedijveren om het meest verfi jnde cervenagerecht op tafel te krijgen.

Rondreizen Nieuw-Zeeland.