Met Djoser naar de Baltische Staten

Met Djoser naar de Baltische Staten

Zaterdag 18 juni:

Michiel heeft zich weer opgeofferd om ons naar Schiphol te brengen. Ondanks de talrijke werkzaamheden aan onze rijkswegen, klaart hij het ritje in drie kwartier. Bij de Lufthansa-balie blijkt onze groep al compleet te zijn. Eén reisgenoot heeft moeten annuleren, zodat we met 11 man/vrouw zijn. Gelet op de drukte op Schiphol heeft Lufthansa verzocht om twee en een half uur vantevoren bij de balie te zijn. De vlucht naar Frankfurt vertrekt op tijd en na een goed uur vliegen landen we op Frankfurt-airport. Op deze luchthaven moeten we traditiegetrouw een flinke wandeling maken om te kunnen inchecken voor de vlucht naar Vilnius. Ouderwets worden we met een busje naar het vliegveld gereden, wandelen naar het vliegtuig en gaan via de trappen naar binnen. Ook de vlucht naar Vilnius gaat met een airbus. Op de service aan boord is niets aan te merken. We krijgen meer te eten en drinken dan ik op een Europese vlucht verwacht had. Op Vilnius-airport blijkt Aad zijn tas niet te zijn aangekomen (wat hebben wij toch altijd met die bagage?) Door een Lufthansa-medewerkster worden we gevraagd mee te gaan naar het kantoortje. Aad blijft beneden bij de bagage en in het kantoor wijs ik aan hoe de tas eruit ziet (kleur, merk, etc). Uit de computergegevens blijkt dat de tas op Frankfurt is achtergebleven en als het goed gaat vanavond met de vlucht van 19.00 uur aankomt.

Onze reisbegeleidster Claudine heeft zich inmiddels bij mij gevoegd en dringt erop aan dat Lufthansa ervoor zorgdraagt dat de tas op kosten van de luchtvaartmaatschappij in het Ecotel hotel wordt afgeleverd. De baliemedewerkster zegt toe hierover vanmiddag om 16.00 uur met Claudine te bellen. Ik ben ervan overtuigd dat het allemaal wel goed komt. Zo niet vanavond, dan wel morgenochtend. Allemaal geen man over boord; een deel van Aad zijn bagage zit bij mij in de tas, toiletartikelen en medicijnen in de handbagage. Hotel Ecotel is een goed hotel met moderne kamers. We spreken af ons een beetje op te frissen en vervolgens rond 14.00 uur in de hal van het hotel te verzamelen. Na een korte introductie vertrekken we met de groep naar het oude centrum van Vilnius; een wandeling van dik twintig minuten. We wandelen over de brug van de snelstromende Neris langs wiens oevers Vilnius zich uitstrekt. Op de brug worden we verrast door bruidsparen, waarvan de bruidegom de bruid over de brug draagt, hetgeen vervolgens beklonken wordt met een glas champagne. Heel ‘rosmantisch’ volgens onze benjamin van de groep, Martin.

We passeren nu de Gedimino-berg. Volgens de legende is Vilnius in 1320 gesticht in opdracht van de groothertog Gediminas. Gedurende een jachtpartij werd op deze plek overnacht en hier droomde Gediminas van een ijzeren wolf die huilde met het geluid van 100 wolven. Zijn interpretatie hiervan was dat hij opgedragen werd hier een stad te stichten die zo machtig zou zijn als het huilen van deze wolven. Aan de voet ervan staat de witte kathedraal, die in 1990 voor de katholieke Litouwers de herleving van het nationale bewustzijn symboliseerde. Al wandelend zijn we in het centrum van Vilnius beland. We besluiten eerst op zoek te gaan naar een pinautomaat. Claudine heeft ons aangeraden 200 Lita’s per persoon te wisselen. Een Lita is circa dertig eurocent. Het worden er 500, omdat de automaat niet anders wil uitbetalen. Het getuigt overigens van de vooruitstrevendheid van de Baltische Staten dat je in deze landen overal geld uit de muur kunt halen. Vanaf dit punt trekt ieder zijn eigen plan. We spreken af vanavond om 19.30 uur te verzamelen om gezamenlijk ergens te eten. Claudine probeert in een traditioneel restaurantje een reservering te maken. Aad en ik gaan als eerste naar de kathedraal op het centrale plein. In 1387/88 werd hier de eerste houten kathedraal gebouwd. In de 15de eeuw werd onder het bewind van groothertog Vytautas een grotere kathedraal opgericht in gotische stijl. Gedurende de eeuwen is de kathedraal zo vaak herbouwd, dat het oorspronkelijke uiterlijk onherkenbaar is geworden. De meest belangrijke restauratie werd voltooid tussen 1783 en 1801, waarbij de buitenkant compleet herbouwd is in de classisistische stijl, hetgeen tot op de dag van vandaag zo gebleven is. De koperen standbeelden van de Heilige Helena, Stanislav en Casimir op het dak van de kathedraal zijn replica’s van de oorspronkelijke houten beelden uit 1793. Deze werden onder het regime van Stalin in 1956 vernietigd. Van het oorspronkelijke interieur is meer bewaard gebleven. Het pronkstuk is de kapel van de Heilige Casimir, gebouwd tussen 1623 en 1636 in barokke stijl met wanden van gekleurd marmer en graniet. De muren zijn versierd met fresco’s met afbeeldingen uit het leven van Casimir, de beschermheilige van Litouwen. Een geheimzinnig lachende Madonna kijkt neer op de zilveren schrijn van Casimir.

Naast de kathedraal staat de 57 meter hoge klokkentoren die op dit moment wordt gerestaureerd. Aan de oostkant van het plein staat het standbeeld van groothertog Gediminas te paard. Aan deze kant van het plein worden we verrast met straattoneel. Jongeren, gekleed in middeleeuwse kleding, voeren toneelstukjes op waarvan ons de strekking volledig ontgaat. Gelet op de reacties van het lokale publiek is het uitermate geestig. We wandelen nu naar de hoofdstraat de Pilies gatvè (de Kasteelstraat). Deze straat is met z’n vele terrasjes en pubs het kloppend hart van de stad. De bestrating bestaat nog uit de oorspronkelijke kinderhoofdjes. Gelukkig zijn ook nog veel traditionele panden ofwel gespaard gebleven, ofwel gerestaureerd. We vinden dit dé plek om een biertje te drinken en de eerste indrukken van Vilnius op ons in te laten werken. Het is gezellig druk in de stad en het valt ons op dat de mensen er hier allemaal goed en modern gekleed uitzien. We wandelen verder naar het universiteitscomplex, oorspronkelijk gesticht in 1579 door de Poolse Jezuïeten, die van deze stad een bolwerk maakte van de katholieke contra-reformatie. Litouwen had een ondergeschikte positie in de Pools/Litouwse Staat in de 17de eeuw. De Jezuïten introduceerden de barokke architectuur. De universiteit van Vilnius heeft van de 17de tot de 19de eeuw veel beroemde studenten afgeleverd. De Russen hebben de universiteit in 1832 gesloten tot 1919 toen Litouwen voor het eerst onafhankelijk werd. Nu studeren er 14.000 studenten. Het complex telt 12 grote pleinen, waarachter de gebouwen zich verschuilen. Op één van deze pleinen bevindt zich de St. John’s kerk uit 1387. Deze kerk is door de Jezuïten binnen het complex geintegreerd. De kerk heeft een fraaie 18de eeuwse barokke facade. Indrukwekkender nog vinden wij het interieur met het uitbundig barokke altaar en de schitterende beelden. Bovendien worden we verrast door een repetie van een koor, waarvan de solozangeres een prachtige stem heeft. Langs het plein met het presidentiële paleis lopen we terug naar het hotel. Het is tijd voor en ‘tukkie’. Vooral Aad is door het vroege opstaan lichtelijk brak. Voor het avondeten heeft Claudine gereserveerd in Marceliukes Kletis. Omdat dit restaurant wat afgelegen ligt, besluiten we met taxi’s daar heen te gaan. De groep is, met uitzondering van Dries en Riek (die hoofdpijn heeft), compleet. Het is een lokale tent met lokaal eten en lokale muziek. De vriendelijke serveerster adviseert ons een halve ‘Zeppelin’ (aardappeldeeg gevuld met vlees) te nemen en daarna eventueel nog iets anders te kiezen. Als lokaal drankje adviseert zij ons een soort Berenburger die hier geserveerd wordt in een type ‘Hoorn des overvloeds’. Het drankje smaakt prima, maar we gaan verder maar gewoon over op het bier en de wijn. De Zeppelin smaakt goed, maar is redelijk machtig. Aad en ik besluiten samen nog een salade en lamskoteletjes te nemen. Een prima keuze. Meest belangrijk is dat we met de groep veel plezier hebben. De stemming zit er gelijk goed in en dat zal de hele reis zo blijven. Het is tijd om naar het hotel en naar bed te gaan. Het is mooi geweest voor vandaag.

Zondag 19 juni:

We kunnen een beetje uitslapen. We hebben besloten om met een deel van de groep –althans een gedeelte van de dag- Vilnius verder te verkennen. Met een lekker zonnetje en een straffe wind wandelen we richting de Paulus en Petrus-kerk die buiten de stadsmuren ligt. Het exterieur is neo-klassiek, het witte barokke interieur is van Italiaanse origine. Wij twijfelen er aan of dit de originele kleuren zijn, maar de detaillering is schitterend. Middenin de kerk hangt een fraai uitgewerkte boot (het materiaal heb ik niet kunnen onderscheiden), het symbool van de Heilige Petrus. In de kerk wordt een dienst gehouden. Alhoewel je dan niet alles goed kunt bekijken, geeft het toch een heel bijzondere sfeer. We wandelen vervolgens buitenom naar de zogenaamde "Onafhankelijke Republiek Uzupis", die acht jaar geleden uitgeroepen werd door de vooraanstaande filmer en muzikant Romas Lileikis. De vernoeming verwijst naar de eens slechte wijk in Vilnius waar hij woont en dat nu een onconventioneel, alternatief stadsdeel is met galerieën, café’s, ateliers en huizen die opgeknapt moeten worden. "We worden wel vergeleken met Montmartre en Christiania, maar zo zie ik het niet", zegt de kunstenaar. "We wonen hier gewoon samen, of je nu zakenman bent of kunstenaar. Het gaat erom dat we elkaars voornamen kennen". En hiermee heeft hij de wijk raak getypeerd. We drinken koffie bij het restaurant Tores, waarvan het terras een fenomenaal uitzicht biedt op de oude stad. We doen een quizje wie vanaf deze afstand de kerktorens kan herkennen. Vanaf dit terras zien we ook de ‘Heuvel met de drie kruisen’. Wij zien er twee, maar geloven best dat de derde er ook zal staan. Typerend voor deze wijk, staat er ook op het terras van het hotel een aantal bijzonder aardige kunstwerken. We lopen via de Uzupo gatvè en de Didzoji gatvè, langs het Raadhuisplein in de richting van de Poort van de Dageraad. We passeren een kleine orthodoxe kerk met prachtige ikonen. Het volgende doel is de orthodoxe kerk van the Holy Spirit, de belangrijkste orthodoxe kerk van Litouwen. De gebalsemde lichamen van de drie 14de eeuwse martelaars: De Heilige Antionius, Ivan en Eustachius zijn begraven in een kamer aan de voet van het altaar. Het interieur is zeer indrukwekkend; uitermate barok (veel zilver en goud) met bijna gifgroene altaren en achterwand. Ook hier wordt een dienst opgedragen. Heel ingetogen, veel knielende en biddende mensen, veel kaarsen en wierrook. Opvallend is dat in orthodoxe kerken geen banken staan. Men viert vandaag de Dag van de Heilige Drie Eenheid. Op deze dag worden bosjes bladeren en bloemen gezegend. Vlak achter deze kerk staat de katholieke Heilige Teresa’s kerk (1635-1650). Het exterieur is vroeg barok, het interieur uitbundig laat barok. En ook in deze kerk wordt een mis opgedragen. Na een bezoek aan deze kerk, lopen we naar de Poort van de Dageraad. Een trap aan de oostkant leidt naar een kleine 18de eeuwse kapel met een ikoon van de Heilige Maagd. De Heilige Maagd wordt druk bezocht, dus wij laten het bij een kijkje op afstand.Onze magen beginnen te knorren, bij sommige mensen is de blaas overvol en dus is het de hoogste tijd om een restaurant op te zoeken. We kiezen voor "Biggs" in één van de zijstraatjes. Na de lunch lopen we naar de vroegere Jodenbuurt en om meer precies te zijn naar het kleine ghetto. Nog kort voor de Tweede Wereldoorlog woonden er in Vilnius bijna 100.000 Joden. Nadat de Russen in september 1939 de macht over oost Polen, waartoe Litouwen behoorde, overnamen zijn veel Joodse leiders gedeporteerd. Nadat de Duitsers in 1941 Litouwen bezette (waarbij veel Litouwers de kant van de Duitsers boven die van de Russen verkozen), zijn 35.000 Joden –bijna de helft van de stad- vermoord. Het kleine ghetto was 46 dagen na overname door de Duitsers geliquideerd en 11.000 van de inwoners zijn in Paneriai gedood. Alleen een kleine buste van Gaon Elijahu in de tuin vlakbij de synagoge herinnert hieraan. Op de dag van vandaag wonen er in Litouwen nog 5000 Joden, waarvan 80% in Vilnius. Na dit droevige bezoek, trekken we allemaal ons eigen plan. Aad en ik gaan richting de St. Anna kerk. Hét juweel van de Litouwse gotische architectuur in 33-kleuren baksteen. Drie en dertig naar de leeftijd die Jezus heeft bereikt. Volgens de legende was Napoleon zo verrukt van deze kerk dat hij hem in de palm van zijn hand wilde meenemen naar Parijs. Het interieur van deze kerk is ook barok, maar niet zo uitbundig als we vandaag eerder hebben gezien. Het klinkt banaal, maar het is tijd voor een biertje. De terassen op de Pilies Gatvè zijn overvol en zo belanden wij op een terras op het plein bij de kathedraal. Ik denk dat we Vilnius aardig goed hebben gezien, maar voor mij ontbreekt nog één ding: de tegel die het beginpunt markeert van de menselijke keten die in 1989 gevormd is langs de grenzen van de drie Baltische Staten om hun vrijheid te bepleiten. De tegel moet in de buurt van de kathedraal liggen en we vinden hem ook nog. Op de tegel staat stebuklas, Litouws voor wonder. Als je op de tegel gaat staan, moet je met de klok mee 360 graden draaien en dan mag je een wens doen. En ja hoor, het is gelukt. Ik ga het niet verklappen, anders komt mijn wens niet uit! Terug in het hotel breng ik het thuisfront via de e-mail op de hoogte van onze eerste ervaringen. Het gebruik van de e-mail is in dit hotel service van de zaak en kost dus helemal niks. ’s Avonds gaan we met zes man van de groep eten bij Lokys in het centrum van de stad. Het restaurant bevindt zich in een rustieke bakstenen kelder. Prima eten, lekker wijntje. Ik denk voor Litouwse begrippen niet echt goedkoop, maar dat moet dan maar. Terug bij het hotel zoeken we samen met Martin naar een pinautomaat. Uiteindelijk gevonden bij de lokale discotheek. We hebben weer genoeg Lita’s voor de rest van Litouwen.

Maandag 20 juni:

We verlaten Vilnius met als einddoel van vandaag Nida op het Koerse schiereiland. We reizen met een werkelijk prima Mercedes busje, maar met een chauffeur die geen woord buiten de grens spreekt en dat is dus een behoorlijke opgave voor Claudine om aan te geven wat ze wil. De eerste stop is bij het Waterkasteel van Trakai, de vroegere hoofdstad van Litouwen. Dit kasteel ligt aan één van de 4000 meren die Litouwen rijk is. We mogen het kasteel niet bezoeken omdat er filmopnames worden gemaakt, dus wandelen we om het kasteel heen, nemen een kijkje op de binnenplaats en constateren dat het wel heel gladjes gerestaureerd is. Nadat we koffie gedronken hebben en de filmspelers in traditionele klederdracht hebben kunnen aanschouwen, nemen we nog een kijkje bij de bijzonder fraaie houten huisjes en synagoge van de Kariatas in dit dorpje. De Kariatas is een Joodse secte, afkomstig uit Bagdad, die de leer van Moses aanhing. De circa 1400 volgelingen werden hier naar toe gebracht. Nu wonen er nog 12 families. De reis gaat verder door een vlak en weids landschap met naald- en loofbomen. Litouwen is zo groot als Nederland en België samen en telt 3,5 miljoen inwoners. Het is hier bepaald dus niet vol! De volgende stop is in de universiteitstad Kaunas. Een grote oude stad met fraaie van oorsprong Duitse Hanze-huisen rond het centrale plein. Maar de stad heeft los van de oude kern, ook moderne –autovrije- winkelstraten met de nodige horeca en terrasjes. Op één van deze terassen strijken we neer en gebruiken een prima lunch. Clemens gaat even postzegels kopen en roept tegen Corrie dat wanneer hij niet terug komt, zij weet welke kist hij wil. Eén met gaatjes, zodat je kunt zien wie het hartste jankt. Humor, die Clemens eigen is. Na ruim twee uur rijden komen we in de buurt van Klaipeida, dat we nu nog even links laten liggen en door rijden naar de ferry die ons brengt naar de Koerse landtong. Een uniek vogelrijk natuurgebied met hoge witte zandduinen. Het noordelijke deel is Litouws, het zuidelijke deel is Russisch en behoort tot de Kaliningrad provincie. Aangekomen op het schiereiland is het nog circa 98 kilometer rijden naar Nida. Hotel Auksines Kopos ligt weliswaar buiten het centrum van Nida, maar is een geweldig hotel. Het hotel heeft een hoge vide en beschikt over mooie schilderijen en ramen. Bovendien heeft het een prachtig zwembad met terras en daar maken we gelijk, omdat het nog steeds heerlijk weer is, gebruik van. We eten in het hotel en dat is uitstekend. Prima biefstuk met champignons! We drinken nog een wijntje in de bar en begrijpen van de ‘bar-man’ dat veel jongeren die gestudeerd hebben (waaronder hij) Litouwen verlaten vanwege de lage lonen en hun geluk in het westen gaan beproeven.Jammer, dit land heeft goed opgeleide mensen zo hard nodig!

Dinsdag 21 juni:

Voor het programma van vandaag hebben alle opties de revue gepasseerd. Een deel van de groep wilde fietsen naar Juodkrante, een deel wilde wandelen naar het duinengebied, eigenlijk wilde iedereen ook wel de Heksenheuvel bezoeken net ten zuiden van Juodkrante en dus is er een typisch Poldermodel compromis gevonden. We gaan met z’n allen rond de klok van tien met de bus richting Juodkrante en kijken dan wat we verder doen. De eerste stop is bij een Aalscholverkolonie. Werkelijk honderden Aalscholvers zitten hier in de bomen die helemaal dood lijken te zijn van de vogelpoep. In de bomen zien we ook veel nesten met jonkies die gevoed worden. Vervolgens rijden we door naar Juodkrante. Een deel van de groep –waaronder wij- gaan naar de Heksenheuvel, het andere deel van de groep gaat het dorpje in. Op de Heksenheuvel, die heel gemakkelijk te ‘beklimmen’ is, zijn 70 prachtige houten beelden gesneden uit bestaande boomstammen of wat daarvan over is. Mooi vinden wij de beelden van Wodan of Pégunas (de God van de Donder), van een soort Doornroosje-kasteel, een stoel waarin Sjouk absoluut niet misstaat en zo kan ik nog wel even doorgaan. Afbeeldingen, zoals mijn boek schrijft, die variëren tussen sprookjes en nachtmerries. De beelden zijn gesneden om de heksen, die hier volgens de legende wonen, gunstig te stemmen. Na dit bezoek, wandelen we terug naar het dorp. Doen een ‘bakkie’ op een terras en rijden daarna terug richting Nida. Even buiten het centrum zetten we een deel van de groep af bij het museum van Thomas Mann, de rest wordt in het centrum van Nida afgezet. Nida is één van de vier oorspronkelijke visserplaatsjes met prachtig gekleurde houten huizen en bekend om zijn bijzondere windvanen. Het doet ons een beetje denken aan Denemarken. Vanaf hier trekt opnieuw ieder z’n eigen plan. Wij gaan met Claudine lunchen bij het in de boeken aanbevolen restaurant Ceklyzia. Het terras biedt een prachtig uitzicht over het duinengebied. We eten een voortreffelijke haringsalade met een lekker glaasje wijn of bier en wandelen vervolgens via het strand richting de duinen. Verder leidt de wandeling ons over plankieren en een trap van 180 treden. Boven aangekomen worden we beloond met een fantastisch uitzicht; aan één kant de Baltische Zee en aan de andere kant de Lagune. Wij staan nu bovenaan de zogenaamde ‘moving sands’. De vrees bestaat dat door de weersomstandigheden de duinen steeds verder richting de Baltische zee kruipen en binnen twee eeuwen zullen verdwijnen. Om dit gevaar te keren, worden de duinen nu beplant met helmgras. Het uitzicht op de vuurtoren doet ons denken aan Haamstede. Ik weet niet of dat eigenlijk wel mocht, maar Claudine en ik besluiten toch even de duinen in te wandelen. Heerlijk, dat warme zand onder je voeten. We dalen weer af en gaan het dorpje in. Aangezien een pakje sigaretten hier € 1,50 kost, pinnen we nog een beetje geld en slaan sigaretten in bij de plaatselijke supermarkt. Daarna drinken we nog een welverdiend biertje. Claudine moet nog even contact zoeken met Djoser; wij wandelen rustig en fotograferend richting hotel. We vertoeven nog een poosje bij het zwembad, waar een deel van de groep zich ook weer verzameld heeft en besluiten opnieuw in het ‘eigen’ restaurant te gaan eten. Het eten is goed, kwalitatief iets minder dan gisteren (ook een nieuwe kok?). En dan is het weer tijd om naar bed te gaan. Aad gaat slapen, ik bereid me voor op Riga.

Woensdag 22 juni:

De dag begint slecht. Wij verslapen ons en worden om 08.10 uur gewekt door een klop op de deur van Claudine, terwijl we om 08.30 uur moeten vertrekken. Gelukkig is alles al ingepakt. Dus kop onder de kraan en speren. Aad gaat iets voor het ontbijt regelen en ik pak de toiletspullen in en sluit de tassen. Onze lieve reisgenoten vinden dat we nog best even iets kunnen eten en drinken. We drinken nog een kopje thee, eten een yoghurt met musli en al met al vertrekken we met ongeveer 10 minuten vertraging. Onderweg van Nida naar de ferry eten we nog een broodje en doe ik ‘mijn ogen aan’. Aangekomen bij de ferry kunnen we gelijk aan boord. Volgens onze reisgenoten is dat te danken aan het feit dat wij ons verslapen hebben! Het is nu bewolkt en als we in Klaipéda aankomen, miezert het. We lopen via de lokale markt met groente, fruit, vooral aardappels en verder bloemen en planten, naar het centrale plein met het theater. Klaipéda was onder de eerdere Duitse overheersing de vooraanstaande stad Memel. Tijdens de eerste Litouwse onafhankelijkheid kreeg de stad in 1925 de naam Klaipéda. Echter, in 1939 heeft Hitler Litouwen in deze stad weer geannexeerd en op het plein waar we nu staan de zogenaamde ‘Anschlusz’ uitgeroepen. Vlakvoor het theater staat de Simon Dach fontein, zo genoemd naar de 17de eeuwse dichter die in Klaipéda geboren is. In het midden van deze fontein staat een beeldje van Antje van Thaura. Zij symboliseert het bekende Duitse huwelijk- en liefdeslied dat oorspronkelijk in het Pruisisch dialect werd gezongen. We drinken koffie in een restaurant op het plein en ‘bussen’ dan onder nog steeds miezerige weersomstandigheden door naar Siauliai. In het stadje eten we een pizza en daarna gaan we naar de zogenaamde ‘Heuvel der Kruizen’. De plek waar in 1831 rebellen tegen het tsarenregime zijn gedood en herdacht (althans volgens historici). De gewone Litouwers, in grote meerderheid katholiek, vinden het andere verhaal veel mooier. Lang, lang geleden kreeg een verdrietige vader in een droom de opdracht een groot kruis de heuvel op de slepen, opdat zijn zieke dochter zou overleven. Hij deed het, en jawel, zij stond hem thuis al zwaaiend op te wachten. Het mystieke past beter bij de plek. Na één kruis kwamen er meer. Vlak na de Tweede Wereldoorlog zo’n 200. In 1960 waren het er 2000. Dat was iets te veel voor de atheïstische Sovjets. Op 5 april 1961 verbrandden ze de houten kruisen en versmolten ze de ijzeren. In 1973, 1974 en 1975 nogmaals. Maar de heuvel is een symbool van verzet en hoop geworden en gebleven. Nu staan, liggen, hangen er meer dan honderdduizenden. In alle soorten en maten. Overal waar je kijkt, van een eenvoudig kruisje met kitscherig barnsteen erop zojuist gekocht in één van de stalletjes, tot die ene meegenomen uit Rome door Paus Johannes Paulus in 1993. Alhoewel mij dit niet zoveel doet, is het toch een indrukwekkende plek die uniek in de wereld is. We komen langzaam maar zeker in de buurt van ons volgende land: Letland. Bij de overgang van de grens ondervinden we geen problemen. Een douanier controleert in de bus onze paspoorten en dan rijden we in één ruk door naar hotel Tia in Riga. Hotel Tia is een goed hotel. De kamers zijn netjes, maar je moet wel schipperen met de ruimte. In het hotel is een pinautomaat, zodat we voorzien van de nodige Latten (1 Lat is ongeveer € 1,45.) kunnen gaan eten. Een opmerkelijk sterke munt dus voor een land als Letland. Aangezien het nog steeds giet van de regen, laten we ons door taxi’s naar het Domplein brengen. Claudine heeft Alus seta aanbevolen en dat blijkt een gouden tip. Alus seta is een studenten-tent met een zelfsbedieningsbuffet. Het is er werkelijk stervens druk, zodat de groep zich moet opsplitsen. Een deel weet een tafeltje te bemachtigen in het voorste gedeelte van het restaurant. Clemens, Corrie, Claudine en Aad en ik gaan naar het achterste ‘rokersgedeelte’. We zitten in eerste instantie aan een tafeltje van pakweg 50 centimeter bij een meter. Beetje klein om met z’n vijfen aan de eten, maar goed genoeg voor het drinken van een borrel. Ondertussen loeren we op een vrijkomende grotere tafel. En dat lukt; na een kleine tafeldans belanden we uiteindelijk aan een royale ronde tafel. Het eten is uitstekend en tegen niet te kloppen prijzen. Bovendien is het er uiterst gezellig. Buiten gekomen is het droog en besluiten we terug te lopen en zo de eerste indrukken van Riga tot ons te nemen. We hebben in de taxi op de heenweg dermate goed opgelet, dat we moeiteloos het hotel terug kunnen vinden. We zoeken opnieuw uiterst tevreden ons mandje op.

Donderdag 23 juni:

Het is vandaag in Letland de langste dag en dat zullen we in de loop van de dag ook merken. Als het om grandeur gaat, is Riga altijd de grote broer geweest van de andere Baltische hoofdsteden Vilnius en Tallinn. Een belangrijke metropool met een grootstedelijke allure die uniek is voor deze regio. De stad kenmerkt zich door zijn indrukwekkende Jugendstil architectuur, het historische oude stadshart en zijn fraaie parken. We gaan het allemaal maar eens bekijken. We lopen de Valdemar iela af richting de Elisabeth iela en de Albert iela; de wijk van de Judendstil (of Art Nouveau), door de Unesco aangeduid als de mooiste in Europa. De prachtige gebouwen zijn met name te danken aan de architect Michael Eisenstein. De kunstwerken uit de late 19de en begin 20ste eeuw hebben in Riga, meer dan elders, de vernielingen van de Tweede Wereldoorlog overleefd. De gevels van de gebouwen zijn schitterend geornamenteerd. Je onderscheidt maskers, monsters, bloemen, guirlandes, en ga zo maar door. Eén van de mooiste werken van Eisenstein is het pas gerestaureerde blauw-witte gebouw aan de Elisabeth iela nummer 10b. De foto’s kunnen deze absolute schoonheid beter duidelijk maken dan ik kan beschrijven. Ga je ooit naar Riga, dan mag je deze wijk absoluut niet missen. We lopen langs het park dat de buitenste ring vormt van oud-Riga in de richting van het Vrijheidsmonument. Het monument dat in 1935 is opgericht en gefinancieerd is door donaties van de bevolking, kenmerkt zich door de nationalistische stijl uit de jaren dertig. Op de top staat het vrouwelijke vrijheidsbeeld dat drie sterren in de richting van het westen omhoog houdt. Het monument draagt de inscriptie: "Voor vrijheid en Vaderland".

In de late jaren tachtig, begin jaren negentig werd dit beeld het symbool voor de Letse onafhankelijkheidsbeweging. Ieder uur vindt hier met de nodige ceremonie het wisselen van de wacht plaats. Wij wachten er niet op. Het oude Riga is verdeeld in een noordelijk en een zuidelijk deel. Wij beginnen vandaag met het zuidelijke deel en wandelen door de smalle straatjes naar het plein waar de Heilige Petruskerk staat. Het kerkgebouw zelf is gotisch, maar de ruim 123 meter hoge spits die het stadsbeeld van het zuidelijk deel domineert, is barok. De in 1660 gebouwde spits was oorspronkelijk van hout. Na een blikseminslag in de 18de eeuw werd de spits opnieuw uit hout opgetrokken. Na de granaatinslag in 1941 is er voor staal gekozen. Je kunt deze toren beklimmen (beklimmen is een groot woord, want er gaat een lift), maar aangezien ik het nooit zo heb op grote hoogtes, laten wij dit aan onze neus voorbij gaan. Het interieur van de kerk met het fraaie houten altaar is uiterst sober. Op hetzelfde plein staat de St. John’s kerk. Oorspronkelijk gebouwd in de 13de eeuw. Door alle verbouwingen tussen de 13de en de 19de eeuw is er thans sprake van een mengeling van Gotische-, Renaissance- en Barokstijlen. De kerk is gesloten, zodat er over het interieur niets te vermelden valt. We wandelen langs prachtige gerestaureerde gebouwen richting het Raadhuisplein. Het meest opvallende gebouw –in positieve zin- op dit plein is de House of the Blackheads, oorspronkelijk in 1344 gebouwd voor de Blackhead’s, een gilde van ongetrouwde kooplieden. Het pand werd in 1941 verwoest, maar ter gelegenheid van de 800ste verjaardag van Riga in 2001 geheel in originele stijl herbouwd. Voor het gebouw staat een standbeeld van Roland, de middeleeuwse verdediger van de veroordeelden. Meer richting rivier staat het museum dat gebouwd is ter nagedachtenis aan de Letse bezetting door Duitsers en Sovjets tussen 1941 en 1991. Het gebouw is vormgegeven als een zwarte bunker en munt wat mij betreft uit door lelijkheid. Op het plein voor het museum vinden we het Letse Riflemen statue. Dit standbeeld herdenkt de mannen van de acht regimenten die gedurende de Eerste Wereldoorlog in het Russische leger hebben gevochten. We lopen een stuk de Akmens brug op. Vanaf ongeveer het midden van de brug heb je een schitterend uitzicht over de oude stad. Vanaf de brug lopen we het noordelijke deel van de oude stad in. Het is tijd voor de lunch. In een smal straatje (de Jauniela) vinden we een gezellig klein terrasje. Helaas, hier serveert men na 14.00 uur geen lunch meer. Dus op naar het volgende terrasje, waar we ook Clemens en Corrie treffen. Dit terras kijkt uit op het gebouw Pie Kristapa, een klassiek voorbeeld van de verschillende gebouwen die Riga te bieden heeft. Aad en ik delen een prima snitzel met aardappelsalade en een salade met kipfilet en champignons en constateren dat wij toch wel door heel veel toeristen op de foto worden gezet. Dat ligt uiteraard niet aan ons, maar aan het feit dat ons eettentje "Alpenrose" heet en voorzien is van de daarbij bijbehorende gevelversiering. Inmiddels is ook Claudine aangeschoven en met z’n drieën gaan we verder. We wandelen langs het domplein waar de enorme bakstenen kathedraal uit 1211 beeldbepalend is. Vervolgens gaan we op zoek naar de zogenaamde "Drie Broeders" op nummer 17, 19 en 21 van de Maza Pilsiela. Het huis op nummer 17 dateert uit de 15de eeuw en is daarmee het oudste huis van Letland. Hier dichtbij vinden we de Sint Jacobs kathedraal, waarvan het interieur dateert uit 1225 en dat de zetel is van Riga’s Rooms Katholieke aartsbisschop. We passeren het Letse parlementsgebouw met zijn Florentijnse renaissance gevel, de pittoreske Zweedse poort (gebouwd in de stadsmuren tijdens de Zweedse overheersing in 1698) en komen dan uit bij de Kruittoren. Deze toren stamt uit de 14de eeuw en is de enige originele toren van de stadsmuur die de tand des tijds heeft doorstaan. Ook in dit deel van de stad is het ene gebouw nog mooier dan het andere. Het is werkelijk een genot voor het oog. Via het park, waar we op een terrasje genieten van een biertje, wandelen we terug naar het hotel. Even de benen omhoog voordat we vanavond weer op pad gaan. En dan moeten we vanavond maar zien waar we terecht kunnen. Op de langste dag wordt het Midzomernachtfeest gevierd. We hebben vandaag al veel vrouwen getooid met bloemenkransen en mannen met kransen van eikenblad gezien. Ook de trams en de gebouwen zijn getooid met eikenbladeren. We hebben begrepen dat de Letten dit feest voornamelijk buiten de stad vieren en dat daarbij vreugdevuren worden aangestoken waarbij de bloemen- en eikenbladkransen van vorig jaar worden verbrand en de nieuwe weer voor een jaar de kast in gaan. Bovendien gaat dit feest over in het volgende feest; de verjaardag van de Heilige Johannes. We zien wel of er nog restaurants in de stad open zijn. Voordat we vertrekken, mail ik nog even naar het thuisfront. Ron is zondag jarig en Michiel en Ellen gaan zaterdag op reis naar Kenia en Tanzania (ook leuk!). Met Clemens, Corrie, Claudine en Martin wandelen we naar het centrum en dan blijkt dat inderdaad veel restaurants (o.a. Alus seta) gesloten zijn. Aangezien het nog prachtig weer is, drinken we op één van de terrassen op het Domplein een wijntje/biertje/wodkaatje. We vinden de kaart wat ‘mager’ en vrezen dat het straks te koud is om buiten te eten. Aad en ik gaan nog even kijken of Alpenrose open is, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Wel komen we onderweg de Rosenkrahl tegen. Een restaurant in de middeleeuwse sfeer, waarvan de nar bij de ingang aangeeft dat er nog plek genoeg is. Het restaurant bevindt zich in de kelder van een oud pand, geheel verlicht door kaarsen. Martin heeft zich inmiddels aan de kop van de tafel genesteld als een soort Ceasar uit de Romeinse tijd. De maaltijden op de kaart refereren aan de middeleeuwen. Aad en ik kiezen voor een varkensboutje, zoals die door de ridders van weleer werd genuttigd. Een bonk vlees (met bot) waar je U tegen zegt, maar met een beetje middeleeuws kluiven en hakken, komen we een eind. We constateren dat met name het vlees en de kip hier nog de smaak heeft die het behoort heeft te hebben. Verder gaat de wijn er ook lekker in en hebben we ontzettend veel plezier. Martin raadt ons aan – of je nou moet of niet- in elk geval het toilet te bezoeken. En daar heeft hij helemaal gelijk in. Super modern sanitair in een middeleeuws interieur, met kaarslicht en Gregoriaans gezang. Je zou hier voor je plezier een kwartiertje blijven zitten. Zoals we al verwacht hadden, zijn er in de stad geen festiviteiten en we trekken het niet meer om nu nog iets op te zoeken buiten de stad. Dus wandelen we terug richting en hotel en gaan uiterst tevreden plat.

Vrijdag 24 juni:

Vandaag staat een dagje country-side Riga op het programma en wel naar Sigulda (het Zwitserland van Letland) dat op 53 kilometer noordoost van Riga ligt. Sigulda vormt de toegangspoort tot het Gauja National Park. In Sigulda drinken we koffie bij Laiks en trekken dan ons plan. Gezamenlijk besluiten we eerst naar de lokale VVV te gaan, helaas gesloten. Dan maar even kijken bij Sigulda’s kerkje, helaas ook gesloten. Dus op naar Sigulda’s Castle, een prachtig gebouw, nu restaurant en vanwege de festiviteiten vandaag in elk geval gesloten tot het eind van de middag. Vanaf het terras zien we wel de kabelbaan gaan die ons naar de heuvel aan de andere kant van de rivier kan brengen. Claudine heeft de grootste moeite om de chauffeur de route naar het station van de kabelbaan aan het verstand te peuteren, maar het lukt! Acht van de twaalf gaan met de kabelbaan mee en de rest hopen we boven weer te kunnen begroeten. Voor 1 Lat brengt de kabelbaan (vergelijkbaar met de cabines in Oostenrijk) ons naar de andere kant. Het uitzicht vanuit de cabine is zonder meer mooi. Aangekomen aan de andere kant treffen we ook weer de bus en onze overige reisgenoten aan en gaan we richting Krimulda’s Manor (een hotel annex sanatorium). Vlakbij dit huis blijkt een café/annex winkeltje geopend te zijn. Tijd voor een kopje koffie. De eigenaresse raakt geheel overstuur bij de idee dat ze acht koppen koffie en vier kopjes thee moet uitserveren. Als een aantal van ons ook nog vraagt om water en een ijsje, is ze een zenuwinstorting nabij. Het oorspronkelijke kasteel van Krimulda is niet meer dan een ruïne, dus gaan we door naar het Turaida Museum. Eerst maar even lunchen, maar helaas ook het restaurant hier is dicht. Uiteraard zijn we niet voor één gat te vangen, dus worden er in het lokale winkeltje spullen ingeslagen voor de lunch. Broodjes, tomaten, worst, kaas, melk en bier en zo regelen wij op het terrasje onze eigen lunch. Het smaakt uitstekend en tekenend voor de groep heeft niemand hier een probleem mee. Na de lunch is het tijd voor een bezoek aan het museum, dat het meest doet denken aan een openlucht museum. Het oorspronkelijke uit 1214 daterende kasteel van de Aartsbisschop is in de 18de eeuw de lucht ingevlogen door een blikseminslag in de kruitopslagplaats. In het gerestaureerde complex geeft het museum in de voormalige graanschuur een goed beeld van het Letse leven in de 15de eeuw. Hier vlaknaast is de 42 meter hoge slottoren te bewonderen. We lopen het park in en passeren het kerkje van Turaida met het kleine houten torentje. De kerk is gebouwd in 1750 en huisvest nu een kleine historische tentoonstelling. Op de begraafplaats vinden we het graf van de legendarische Turaida Rose. De legende luidt als volgt. Een klein meisje met de naam Maija werd na een veldslag in 1601 tussen de gewonden gevonden en naar het kasteel gebracht. Zij groeide hier op als een ware schoonheid en werd aanbeden door mannen van heinde en ver. Maar Maija was verliefd geworden op de tuinman van het kasteel, die ze stiekem ontmoette in een grot. Op een dag heeft een bijzonder wanhopige Poolse officier haar, door middel van een brief in het handschrift van de tuinman, naar de grot gelokt. Maija bood de Pool de sjawl om haar nek aan als hij haar liet gaan. Aan de sjawl konden magische beschermende krachten worden ontleend. Om dit te bewijzen, stelde ze voor dat hij haar met zijn zwaard te lijf zou gaan. Of dit bluf was, of dat Maija echt geloofde in de kracht van de sjawl, verhaalt de legende niet. In elk geval, trok de Pool zijn zwaard en doodde haar. Een legende zonder happy end. We vervolgen onze tocht naar de voor Letland unieke beeldentuin. Prachtige manshoge granieten beelden staan hier tentoongesteld. Het complex is bijzonder goed onderhouden. Schitterende gazons, waarvan de groene kleur een witte waas draagt door de vergeet-mij-nietjes.

Rond 16.00 uur aanvaarden we de terugreis. Dries neemt nog een kijkje in de Gütmanis grot. Op mijn verzoek neemt hij een flesje bronwater mee dat moet helpen tegen de rimpels. Ik moet zeggen dat je huid na het gebruik weldadig aanvoelt. Aangezien ik bang ben dit flesje met een flesje met normaal water te verwisselen, spoel ik het toch maar weg. Om 18.30 uur gaan we met Martin en Claudine richting Domsplein en tot onze grote vreugde is Alus Seta weer geopend. We bemachtigen een tafeltje op het terras en genieten opnieuw van een prima maaltijd. Op het Domplein speelt de hele avond al een band à la de Gipsy Kings. Ondanks dat de band vreselijk zijn best doet, is de goegemeente niet in beweging te krijgen. Claudine en ik besluiten daar verandering in te brengen en te gaan dansen. Het werkt aanstekelijk en de tweede ‘Wende’ is daar. Binnen de kortste tijd staat een flinke groep (voornamelijk vrouwen) op de dansvloer en gaat flink uit z’n dak. En dan is het opeens middernacht en dus hoogste tijd om naar het hotel te gaan.

Zaterdag 25 juni:

Na een kort nachtje, vertrekken we om 09.00 uur richting de Letse grens met als einddoel het eiland Saaremaa. Claudine vindt het ’s morgens in de bus gelijk tijd om met de groep een lachcursus te doen. De cursus pakt goed uit; het lachen zal de hele dag doorgaan (ook zonder cursus dus). Kort voor de grens maken we een koffiestop in een piepklein dorpje, dat van ons de naam "Gat" krijgt. En ook hier slaat de bediening –alleen al bij het idee dat twaalf mensen koffie willen drinken- de schrik om het hart. De bediening levert dan ook hilarische taferelen op. De grensovergang met Estland levert geen problemen op. Net als bij de Litouws/Letse grens komt een douanier in de bus de paspoorten controleren en daarmee is het basta. We wisselen de overgebleven latten in voor kronen. Eén kroon heeft de waarde van ongeveer 6 eurocent. We lunchen in een plaatsje dat de naam Párnu draagt. Ook hier zijn pinautomaten zodat we over voldoende kronen beschikken om de eerste dagen rond te komen. We gaan vanuit Virtsu met de ferry naar Kuivastu op het eilandje Muhu en daar vandaan met de bus door naar de hoofdstad van Saaremaa, Kuressaare. Zoals de naam al doet vermoeden, ligt Staadioni Hotel vlak naast het (atletiek) stadion. Het is een prima hotel met prettige, lichte en ruime kamers. Vanwege de festiviteiten rond het Midzomernachtfeest is op het aangrenzende terrein aan de andere kant van het hotel een kermis opgesteld. Aangezien het inmiddels fors is gaan regenen en het er niet naar uitziet dat dat snel over zal zijn, zullen we naar verwachting vanavond weinig last hebben van de kermis. In de stromende regen wandelen we naar het centrum van Kuressaare. Ons oog is gevallen op de in de Lonely Planet aanbevolen Raetskeller. In eerste instantie is hier geen plaats en gaan we op zoek naar een ander restaurant. En dat valt hier niet bepaald mee. Restaurants zijn dicht, volledig bezet of –in onze optiek- ver onder de maat. We zien inmiddels ook mensen de Raetskeller verlaten en proberen het dus nog maar een keer. En ja hoor, een ronde tafel is vrijgekomen en daar kunnen wij met de ‘Friese meisjes’, Claudine en Martin met een beetje passen en meten omheen. En ook hier blijkt het toerisme nog in de kinderschoenen te staan. Het ene meisje dat hier loopt te bedienen, kan het in het geheel niet aan. Ze blijft lachen, maar is niet vooruit te branden. Claudine besluit een helpende hand toe te steken en werpt zich op als afruimster, tafeldekster en uiteindelijk als serveerster. John Lantink met zijn Theater van de Lach had hier geen gek figuur geslagen. Het is te dol voor woorden en we liggen regelmatig in een deuk. De Zweden die hier al anderhalf uur op hun maaltijd zitten te wachten, delen van harte mee in het plezier. Maar goed, uiteindelijk krijg ik toch mijn zalm en Aad zijn kipfilet en het moet gezegd dat de kwaliteit prima is. We besluiten om hier niet ook nog eens de strijd om koffie aan te gaan. We rekenen dus af en lopen richting John Bull’s Pub voor koffie met een cognacje. Om 23.30 uur zijn ook wij weer terug in het hotel; moe van het lachen!

Zondag 26 juni:

Het idyllische eiland Saaremaa maakt deel uit van de provincie Estonia. Ter bescherming van de bijzondere natuur is de Estonische archipel in 1989 uitgeroepen tot Natuurmonument. Saaremaa kenmerkt zich door zijn windmolens, heidevelden, weilanden, houten boerderijen en een prachtige kuststreek. We hebben besloten om vanmorgen met de bus een bezoek te brengen aan het schiereiland Sörve. Via de westkust naar de zuidpunt. Claudine moet de chauffeur overreden om de B-wegen te nemen die dicht langs de kust gaan en waar we een prachtige vegetatie zien. Mooie grassen, wilde margrieten, campanula, de ‘toorts’ en dicht langs de kust op het kalkhoudende gedeelte tal van rotsplanten met een fraai kleurengamma. Zoals Sjouk zo mooi zegt, heeft deze kust de potentie om tot één grote rotstuin uit te groeien. We zien een vosje en zeezwanen en genieten van het prachtige uitzicht over het water. We houden een koffiestop bij een soort ANWB-kamp (op dit eiland kun je ook volgens mijn boek uitstekend kamperen). Vanwege een rekenfoutje van Sjouk in ons voordeel (mag ze vaker doen), worden we bovendien getracteerd op cake en worstenbroodjes. Verder naar het zuiden stoppen we bij een traditionele Estse molen en rijden daarna door naar de zuidpunt. Bij de vuurtoren vinden we nog de ruïnes van de voormalige Sovjet legerbasis. Heel in de verte bespeuren we met behulp van de telelens (deze domme oen is weer het verrekijkertje vergeten mee te nemen) op een zandbank zeehonden. De laatste stop is bij de erebegraafplaats in Tehumardi. Hier staat een groot en lelijk monument ter nagedachtenis aan de Russen en Esten die hier in de Tweede Wereldoorlog tijdens de nachtelijke slag in oktober 1944 zijn gevallen. Tijdens deze slag tussen de terugtrekkende Duitse- en de Russische/Etse troepen is door gebrek aan adequate communicatie in the blind geschoten met grote verliezen aan beide kanten tot gevolg. Van het uit 370 man bestaande Russisch/Etse leger verloren 200 man het leven. Deze liggen op deze erebegraafplaats begraven. De bus zet ons in Kuressaare af bij de John Bull Pub waar we op het terras lunchen. Kuressaare is de hoofdstad van Saaremaa en is gebouwd rond een kasteel van de Duitse Orde uit de 13de eeuw. Het kasteel met op elke hoek een bastion ligt op een kunstmatig eiland dat omringd wordt door een park. De kleinste van de twee grote hoektorens –de Pikk Hermann- staat los van het kasteel en is alleen te bereiken via een ophaalbrug. Volgens mijn boek is dit een van de best geconserveerde kastelen van de Baltische Staten. In het kasteel is nu het Saaremaa’s regionaal museum gehuisvest. Wij houden het bij het bezichtigen van de buitenkant.Teruglopend naar het centrum passeren we een aantal voor Kuressaare kenmerkende kleurrijke houten huizen (vaak in gebruik als hotel). Het centrum van Kuressaare bestaat uit het Raadhuisplein met raadhuis, terrasjes en een paar aardige gebouwen. Op een terrasje aan het plein drinken we een wijntje en wandelen dan terug richting hotel. En passant passeren we het restaurant Veski dat gevestigd is in een molen uit 1899. Gelet op de ervaringen van gisteravond besluiten we hier gelijk maar te reserveren. Terug in het hotel doet Aad een dutje en nestel ik me in het zonnetje op één van de twee terrasjes die het hotel rijk is. Lang blijf ik niet alleen. Al snel komen Martin (net terug van een flinke fietstocht met Dries en Riek), Corrie en Clemens (terug uit de stad), Claudine (terug van haar kamer) en Aad (slaapje uit) mij vergezellen voor een gezamenlijke borrel. We hebben toch een top groep! Martin heeft zich aangesloten om te gaan eten bij Veski. Het eten is redelijk goed, kwalitatief misschien iets minder dan gisteravond, maar wel met een stuk attentere bediening. Het is mooi weer en de kermis wordt dan ook druk bezocht. Aad gaat een kijkje nemen. Op het andere balkonnetje- en onder het lawaai van de kermis- leest Martin een boek en schrijf ik mijn reisverslag bij. Vroeg naar bed gaan heeft niet veel zin. Clemens is dat ook tot de conclusie gekomen en dus drinken we met ons vieren nog maar een wodkaatje. Rond elf uur gaan we dan toch maar naar bed. Als ik net de herriestoppers in mijn oren heb gepropt, begint precies om middernacht het afsluitende vuurwerk. Dus oordoppen uit en door het raam genieten van het vuurwerk. Het duurt relatief kort en daarna is het feest over en keert de rust weer. De oordoppen zijn niet meer nodig, we kunnen rustig gaan slapen.

Maandag 27 juni:

We vertrekken om 08.30 uur met als einddoel Tallinn, maar zullen onderweg nog wat bezienswaardigheden van Saaremaa aandoen. De eerste stop is in Kaali waar circa 4000 jaar geleden een meteorietinslag gezorgd heeft voor een enorme krater met een diameter van circa 100 meter en een diepte van 22 meter. De krater heeft zich door de jaren heen gevuld met water. De volgende stop is bij Angla, waar de grootste en meest fotogenieke groep traditionele molens staan. Eén van de molens is oorspronkelijk van Hollandse origine en wijkt qua verschijning dan ook duidelijk af van de anderen. Ik heb inmiddels gelezen dat de bevolking van dit eiland tijdens de Tweede Wereldoorlog gedwongen was uit te wijken naar het vaste land. Mondjesmaat zijn ze weer teruggekeerd, hetgeen betekent dat de oorspronkelijke bevolking slonk van circa 6000 naar circa 1000.  In plaats hiervan kwamen de overwegend rijkere Russen en Esten het land en de boerderijen opkopen, waardoor de landbouw op dit eiland drastisch is teruggelopen. De laatste stop op dit eiland is bij een piepklein –uit de 13de /14de eeuw daterend- Duits kerkje, met een aandoenlijk naïf reliëf van de kruisiging op de zijgevel.  Het kerkje is gesloten, maar als wij er rondlopen, komt uit het niets een vrouwtje op pantoffels én met de sleutel op de proppen. De kerk heeft een uiterst sober interieur (is hard aan restauratie toe), maar heeft een bijzonder mooi schilderij achter het altaar. We bedanken het vrouwtje en doen een donatie uit ‘de groepspot’. Misschien dat deze kan bijdragen aan de restauratie. Ondanks deze stops, halen we de ferry van 11.00 uur en eenmaal aan de vaste wal is het nog circa 130 kilometer naar Tallinn, waar we rond 14.00 uur aankomen bij het Skane hotel.  Ons hotel ligt dicht bij het centrum, de kamers zijn aan de kleine kant, hetgeen wel te maken zal hebben met de prijzen die inmiddels voor de hotelkamers gevraagd worden. We hebben maar anderhalve dag in Tallinn en dus is er geen tijd te verliezen om deze oude Hanzestad uit de 13de eeuw te bekijken. Tallinnn aan de Finse Golf maakte de grootste bloei door van de 13de tot 16de eeuw, toen ze stapelplaats was in het oostelijke deel van de Baltische Zee. De oude kern met zijn gotische kerken, binnen de hoge muren, is vrijwel ongeschonden gebleven. De oude stad bestaat uit een boven- en benedendeel. Binnen een half uur lopen we met Martin en Claudine richting het benedendeel van de oude stad. Het is tijd om iets te eten en te drinken en dat doen we op het Raadhuisplein, dat werkelijk een plaatje is. Na een pizza en een biertje wachten we tot het droog wordt en gaan dan verder met de sight-seeing. Eerst naar de VVV voor de nodige informatie. Vervolgens terug naar het Raadhuisplein voor een bezoekje aan de oudste apotheek (annex museum) van deze stad; de Raeapteek. In dit pand is sinds 1422 een apotheek gevestigd die door tientallen generaties van dezelfde familie is gerund. Een prachtig pand met een apotheek-collectie die smullen is voor apothekers en assistenten, zoals onze Yvonne. We leggen het interieur op de gevoelige plaat vast. We wandelen door de Vene; zo genoemd naar de Russische kooplieden die zich hier eeuwenlang geleden hebben gevestigd en handel hebben gedreven. In een zijstraatje komen we de pas weer ontdekte Katariina kaïk tegen. In de middeleeuwse muren zijn nu allerlei werkplaatsen gevestigd om de oude gildes in ere te herstellen. Zo vinden we er het textielgilde, een pottenbakkerij, een glasblazerij (met schitterende kunstwerken), een werkplaats waar glas-in-lood wordt vervaardigd (zowel modern als klassiek, maar van een fantastische kwaliteit) en ga zo maar door. Schitterend om op die manier dit –waarschijnlijk onogelijke- steegje weer leven in te blazen.

De stad verder verkennend, dreigt het weer te gaan plenzen en zoeken we ons heil bij Troika. Een restaurant aan het Raadhuisplein met een Russisch sfeertje. Claudine vindt dit wel dé plek om voor de groep voor morgenavond te reserveren. Ze gaat dus aan de slag met de bedrijfsleiding en besluit in eerste instantie om aan de hand van de prijzen van de menukaart de reservering te maken. Als wij echter de rekening gepresenteerd krijgen voor ons wijntje en de ‘wodka-specialiteit’ van Claudine en Martin, moeten we op onze schreden terug keren. De drank is hier dermate duur (wij betalen € 10.- voor twee glazen wijn), dat de reservering wordt afgeblazen. Het is weer droog en wandelen we door Pikk (Burchtstraat) en de Lai. Aan beide straten staan werkelijk schitterende panden uit de 15de tot de 17de eeuw. Inmiddels hebben we het gehele historische benedendeel van de stad bijna gezien en is het toch tijd voor een hapje. We kiezen voor een klein tentje aan de Pikk, waarvan ik de naam niet meer weet, maar waar de prijs/kwaliteitsverhouding redelijk goed is.  Inmiddels regent het weer pijpenstelen en gaat de zogenaamde ‘witte nacht’ aan ons neus voorbij. Terug naar het hotel voor een verdiende nachtrust.

Dinsdag 28 juni:

Na het ontbijt gaan we als eerste de bovenstad (Toompea) van Tallinn verkennen. Het weer heeft zich goed hersteld. Licht bewolkt en een zonnetje. Kortom prima voor een stedenbezoek. Via de Pikk jalg (hoge burcht) komen we boven en zien gelijk de uienkoepels van de majestieuze Russisch Orthodoxe Alexander Nevski kathedraal, gebouwd tussen 1894 en 1900. Zowel qua interieur als exterieur buitengewoon imposant. Ik begrijp dat er heden ten dage de nodige discussie bestaat of dit symbool uit de Russische overheersing hier –in de nabijheid van o.a. het parlementsgebouw- uit sentimenteel oogpunt wel gehandhaafd kan worden. Ik kan wel een beetje meeleven met die gevoelens, maar ik zou het toch een ramp vinden als zo’n prachtige kathedraal zou worden gesloopt. Het parlementsgebouw in rose uit 1928 is neo-klassiek. Van het in 1214 gebouwde Deense kateel is niets meer over. Van hetgeen daarna gebouwd is, resteren alleen drie van de vier hoektorens nog. De mooiste is de Pikk Hermann uit 1371 die gesierd wordt door de nationale vlag. De bovenstad Toompea is genoemd naar de in 1233 gebouwde Lutherse Toomkirik. De kerk heeft een bijzonder interieur. Aan de wanden hangen de schilden van –naar wij aannemen- vooraanstaande families. Tegenover de kansel hangt een uitbouwtje. Als wij naar de oorsprong hiervan vragen, wordt geantwoord dat dit een zogenaamde Family-box was. Ook in die tijd kende men dus al VIP-rooms! Toompea kent een aantal punten dat een magnifiek uitzicht biedt op de beneden stad. Een van deze punten heeft de naam Kiek-in-de-Kök (vrij vertaald: ‘een kijkje in de keuken’), omdat men in de middeleeuwen vanaf hier in de huizen van de benedenstad kon kijken. Ook wij dalen weer af, drinken koffie op het Raadhuisplein en gaan dan terug naar de Katariina kaïk om foto’s te maken. Naast de Katariina kaïk zijn bouwvakkers druk bezig om kennelijk nog een dergelijk steegje voor de gilden van de stad te creëren. Tallinn wordt –zeker in de ochtend- overspoeld door toeristen. De ‘groene-, witte-, blauwe-’ en ga zo maar door groepen volgen elkaar op.

We wandelen de Vene af naar de Russisch Orthodoxe Sint Nikolaaskerk, genoemd naar Nikolaas van Bari, de beschermheilige van de zeelieden. De kerk heeft een vroeg gotisch portaal, maar de constructie is voornamelijk 15de eeuws. Het interieur van deze kerk is opnieuw adembenemend mooi. Wij begrijpen dat de kerk nu voornamelijk in gebruik is voor orgelconcerten en gezien wordt als het museum voor kunst van middeleeuwse Estse kerken. Het is tijd voor een klein hapje (vanavond eten we met de groep vroeg) en dus nemen we samen één pizza en een biertje op het Raadhuisplein. Bij de VVV informeer ik naar een internetzaakje. Het dichtst bijzijnde zit in de kelder van een restaurantje. Het is er pikdonker en de computers staan dermate hoog dat je staande moet typen. Bovendien wordt ik geconfronteerd met een vreemd toetsenbord waarop ik de komma en de punt niet kan vinden. Het wordt dus een beetje vreemd mailtje. Het thuisfront moet het er maar mee doen. We gaan terug naar de Pikk waar we genieten van de schitterende huizen van de Middeleeuwse Duitse kooplieden. De meeste hiervan zijn gebouwd in de 15de eeuw. Topstukken vinden wij de St. Canutus Guild Hall met beelden van Luther en St. Canute en het gebouw van de Gilde van de Blackheads. Vanaf de Pikk lopen we de Lai in. Op de kop van de Lai staat de St. Olaf kerk. Alhoewel deze kerk gewijd is aan Koning Olaf II van Noorwegen uit de 11de eeuw, is hij ook gelinkt aan een andere Olaf, namelijk de legendarische architect. Deze architect ontkende de voorspelling dat degene die de bouw zou voltooien het er niet goed vanaf zou brengen. En, alweer volgens de legende, is dit ook gebeurd. Bij het voltooien van het bouwwerk is hij vanaf de toren gevallen met de dood tot gevolg en volgens de overleving kroop er toen een pad en een slang uit zijn mond. En zo wordt de arme Olaf ook uitgebeeld in een kripte aan de oostkant van de kerk. We vinden het welletjes en tijd voor een glas wijn. We strijken neer op het terras van de Olde Hansa (vlakbij het Raadhuisplein). En ook hier weten ze met de prijzen inmiddels wel raad. We betalen voor 2 (het moet gezegd, flinke bellen) witte wijn, 175 EEK (ruim € 10.-). Om 16.45 uur verzamelen we bij restaurant ‘de Peppersack’. Voor onze begrippen heel vroeg, maar we willen met een groot deel van de groep een voorstelling van een kamerkoor bijwonen in het gebouw van de Gilde van de Blackheads aan de Pikk. We eten prima voor een redelijke prijs. Aad en ik hebben gegrilde casselerrib, gegarneerd met groente en een gepofte aardappel. Bij elkaar voor 140 EEK (circa € 9.- ) per persoon. Na de koffie op naar de voorstelling in de stijlvolle zaal van de Blackheads. Twee koren treden op. Een lokaal koor en een gastkoor uit Zweden. Beide koren zijn kwalitatief hoogstaand. De vrouwelijke dirigent van de Zweedse groep zou weliswaar gerestiled (ander kapsel, afkledende zwarte jurk) moeten worden, maar heeft een meer dan schitterende stem. Met een deel van de groep nemen we nog een ‘afzakkertje’ in een bruine kroeg aan het Raadhuisplein.

En hiermee zitten de Baltische Staten erop. Morgen naar Rusland.

Woensdag 29 juni:

We vertrekken om 08.00 uur met als einddoel St. Petersburg. We rijden door een saai landschap dat mij de gelegenheid geeft om Petersburg voor te bereiden en een dutje te doen. Rond 09.30 uur houden we nog een koffiestop en –anticiperend op het feit dat de grensovergang veel tijd zal kosten- lunchen we (jawel) bij Mac Donalds. Het weer heeft zich de afgelopen uren van zijn slechte kant laten zien. Het regent en het is koud. Bij de Estse grens komt de douane de bus in voor de paspoortencontrole en daar is het mee gedaan. Maar nu Rusland in, we hebben ons op voorhand voorgenomen sowieso rustig te blijven en in geen geval smeergeld te betalen om de grens sneller te passeren. Eerst moet de chauffeur naar een kantoortje om zijn papieren te laten controleren en dan moeten ook wij de bus uit. In een kantoortje worden onze paspoorten, visa en immigratieformulieren gecontroleerd. Het emigratieformulier dat we inmiddels hebben moeten invullen, moeten we goed bewaren. Na deze controle willen we terug naar onze bus. Claudine heeft het al eerder geprobeerd en is door een bitch van een vrouwelijke douanier terug gestuurd. Wij gaan er vanuit dat zij mét de groep terug moet naar de bus. Nu we allemaal door de controle zijn, besluiten we dat ik als eerste terug ga en Claudine de groep sluit. Eenmaal in de bus komt onze Russische bitch binnen, die mij toesnauwt "Brobrobrovitch kisht", vrij vertaald: "ga als de donder deze bus uit". Een machtsvertoon dat werkelijk nergens goed voor is. Vervolgens gaat deze bitch, samen met haar collega "Pet", door ons zo genoemd vanwege de achterlijke grote pet die hij op z’n kop heeft, de bus in, controleren deze en maken vervolgens de bagageruimte open. Zij pikken één tas eruit (die van Claudine), lopen er even mee weg (wij kunnen niet zien wat ze er mee doen), zetten de tas weer terug en hiermee is de controle kennelijk voltooid. Daarna mogen wij ook weer de bus in. Een kleine honderd meter verder moet we opnieuw naar de kant voor een politiecontrole. Het stelt allemaal niks voor, maar het heeft ons wel een kleine drie kwartier gekost. Wij begrijpen dat dit nog meevalt. Claudine kent verhalen, waarbij de grensovergang bijna twee uur duurde en de bussen of auto’s echt binnenste buiten werden gekeerd. Op weg naar Petersburg regent het nog regelmatig, af en toe klaart het op en dreigt er zelfs een flauw zonnetje door te breken. Het overgrote deel van de groep heeft voor vanavond een theatervoorstelling geboekt in Petersburg. Gelet op de prijzen en het feit dat we zulke dingen normaal ook niet doen, hebben wij afgehaakt. Aangezien de voorstelling voor het overgrote deel van de groep om 19.00 uur begint, dreigen we behoorlijk in tijdsproblemen te komen. Heeft Claudine wel rekening gehouden met het uur tijdverschil in Rusland? Verder heeft de chauffeur behoorlijk veel moeite om het Gostevoy Fond hotel te vinden, hetgeen deels te wijten is aan het feit dat de straat waaraan het hotel ligt, vanwege werkzaamheden, is afgesloten voor autoverkeer. Bij de receptie van het hotel gaat het er ook nog eens behoorlijk bureaucratisch aan toe. De receptioniste neemt geen genoegen met de namenlijst (met paspoortnummers e.d.) die Claudine heeft. Wij moeten allemaal individueel een formulier invullen, onze paspoorten tonen, waarna we een visitors-pasje ontvangen. Vervolgens nog snel geld wisselen bij de bank aan overkant en dan slaat de wet van Murphy toe. De pinautomaat slaat op hol, het baliepersoneel vertikt het om te wisselen en we moeten dus wachten tot de automaat weer gerepareerd is. De theatergangers gaan zonder gegeten te hebben de taxi in. Aad en ik gaan op zoek naar het restaurantje Olius dat in het verlengde van onze straat ligt. Olius is geheel gereserveerd voor een bruiloftspartij en dus wordt het de Chinees die ook dicht bij het hotel gesitueerd is. Gelukkig heeft het hotel een Engelse kaart, want van het cyrillische schrift kunnen wij geen chocola maken. We eten een prima sweet en sour kip en kip met cashewnoten, met noodles en een emmer bier voor ongeveer 110 roebel, hetgeen neerkomt op nog geen € 4.- Hoog tijd voor een eerste verkenning van Petersburg. Vanmiddag in de bus had ik nog het euvele plan om de metro naar de stad te nemen, maar gelet op het ontbreken van verwijzingen in het Engels, besluiten we de receptie van het hotel toch maar te vragen een taxi te bellen. En dat gaat prima. De receptioniste geeft aan de taxicentrale je naam en de bestemming op. Zij krijgt de prijs en het nummer van de taxi door. We laten ons afzetten op de Nevskij prospekt ter hoogte van de Kazanski most en wandelen richting de Neva, waarbij ik het vizier richt op de toren van de Admiraliteit.

We passeren één van de grachten en krijgen daarmee bevestigd dat Peter de Grote voor de bouw van zijn stad de plattegrond van Amsterdam heeft gebruikt, waarbij wel gezegd moet worden dat de grachtengordels veel langer en breder zijn. Aan het eind van de Nevskij staan we –eigenlijk onverwachts- oog in oog met de wereldberoemde Hermitage. Wat een schoonheid. We lopen het paleisplein op en worden dan zo mogelijk nog meer overdonderd door de grootsheid van dit plein en het tegenoverliggende gebouw van de Generale Staf dat de langste gevel van Europa heeft. We steken over en vervolgen onze wandeling door de Alexandertuin die parallel loopt aan het gebouw van de Admiraliteit. In de Alexandertuin staan de borstbeelden van belangrijke persoonlijkheden: de dichters Lerm, Ontov en Gogol en de componist Glinka. Ze staan gegroepeerd rond een fontein, die –althans volgens mijn boek- ’s zomers zelfs wel eens water spuit. Het geluk is met ons, want op dit moment spuit hij op volle kracht. In deze tuin staat ook het monument van de reiziger Nikolaj Przjevalski, aan wiens voeten een kameel ligt. Het herinnert aan het feit dat de generaal tijdens zijn reizen door Azië een kameelsoort ontdekte die bij de wetenschap tot dan toe onbekend was, en ook een wild paard, dat sindsdien zijn naam draagt (Przjevalski paard). Op een gezellig terrasje langs de Admiraltejski prospekt drinken we een kop koffie en vervolgen onze tocht richting Neva. We belanden op het Senaatsplein met het beroemde beeld van de Bronzen Ruiter, een monument ter ere van Peter de Grote. Aan het ruiterstandbeeld werd tien jaar gewerkt (van 1768 tot 1778). Het voetstuk is een rotsblok met een gewicht van 1600 ton. Het werd gevonden aan de Finse golf en men had twee jaar nodig om het op deze plek te krijgen. Op 7 augustus 1782 werd het monument onder algemeen gejuich onthuld. Op de indrukwekkende sokkel staat een eenvoudig opschrift: ‘Voor Peter I van Catharina II’. Het standbeeld staat prachtig in de avondzon en achter hem glinstert de koepel van de Izaakkathedraal. Het prachtige licht tijdens de ‘witte nachten’ maakt fotograferen nog tot laat in de avond mogelijk. Aan de westzijde van het plein staat het prachtige gebouw van de Senaat en de Synode. Het streng classicistische geheel werd tussen 1829 en 1834 gebouwd door de architecten Carlo Rossie en A. Staubert. De architectuur van het gebouw is statig, de loggia’s met de acht Corintinsche zuilen zijn harmonieus en de afgeronde hoek van de Senaat met de zuilen werkt effectief. Het is niet toevallig dat de twee gebouwen zo dicht bij elkaar staan. De Senaat en de Heilige Synode waren de twee vleugels van de macht, de wereldlijke en de geestelijke. We zijn diep onder de indruk van de grootsheid en de architectuur van deze gebouwen.

We wandelen door naar de Neva en genieten van het prachtige uitzicht op het Vasili eiland met zijn paleizen, universiteitsgebouw, Rostazuilen en ga zo maar door. Een genot voor het oog en we voelen ons weer heel bevoorrecht om op deze prachtige plek te staan. We vinden het genoeg voor vandaag. We drinken nog een lekker wijntje op het terrasje langs de Admiraliteitskade en dan is het tijd voor een taxi naar huis. Op het Paleisplein hebben we een taxi-standplaats ontdekt en proberen nu een (prijs)afspraak te maken om naar het hotel te komen. Bij de eerste taxi haken we af, omdat de chauffeur ons van geen meter begrijpt, bij de tweede proberen we het opnieuw. De chauffeur zegt dat hij ‘op de meter’ rijdt en dus gaan we de gok aan. Aangekomen bij het hotel blijkt de meter op 667 roebel te staan. De heenweg kostte 180 roebel en wij vinden dit bedrag dus veel te hoog. Aangezien het wat later op de avond is, de chauffeur een andere route heeft moeten rijden (waarbij wij vraagtekens zetten), vinden we 300 roebel genoeg. Met handen en voeten probeer ik hem dat tevergeefs uit te leggen, maar goed, Aad heeft 300 roebel paraat en hij moet het er maar mee doen. Als we ’s nachts af en toe uit het raam kijken, blijkt het tijdens de ‘witte nachten’ inderdaad nauwelijks donker te worden.

Donderdag 30 juni:

Claudine heeft om 09.30 uur een lokale gids (Julia) ingehuurd om met de groep naar de Hermitage te gaan. Een lokale gids heeft twee voordelen: ten eerste hoef je niet in de rij te staan omdat de gidsen via een andere ingang het museum betreden; het tweede voordeel is dat ze je langs de hoogtepunten van het museum leiden. We gaan dus nu wel met de metro en dat is een belevenis op zich. Wij hadden zelf al uitgedokterd dat we de ‘Blauwe lijn’ moesten nemen en dan vanaf ons metrostation tot onze betemming maar haltes moeten tellen. Dat kan ook wel prima, maar helaas kun je niet herleiden naar welk eindstation je dan moet rijden. De Russen zijn dus bij lange na niet zo westers georiënteerd als de Chinezen. Bij de metro in Peking stonden alle haltes aangegeven in zowel het Chinees als het Engels en werden de haltes ook in beide talen omgeroepen. Los van het feit dat je in Rusland het cyrillische schrift moet kennen, moet je ook beschikken over de nodige assertiviteit om de metro in- en uit te komen. Voor zover het deze vorm van openbaar vervoer betreft, zijn we dus een ervaring rijker en een illusie armer.

We bereiken het Paleisplein nu via de triomfboog van het gebouw van de Generale Staf; een schitterende entree naar de Hermitage. Het oorspronkelijke Winterpaleis (nu onderdeel van de Hermitage) was sinds 1762 de residentie van de tsaren. Het bouwwerk van Bartolomeo Rastrelli heeft nu een helgroene kleur met witte zuilen en donker, bronskleurig stucwerk. Het oorspronkelijke gebouw is rechthoekig met een grote binnenplaats; het telt 1057 kamers met een totale oppervlakte van 46.000 m2, 117 trappen, 1768 deuren en 1945 ramen. De Hermitage bestaat uit een complex van gebouwen, dat behalve de oorspronkelijke Wintertuin, nog drie met elkaar verbonden gebouwen omvat. De Kleine Hermitage (1764-1767), de Oude Hermitage (1771-1787) en het Hermitage Theater. Vandaag de dag is het museum één van de grootste schatkamers ter wereld. Aan de hand van een aantal cijfers wordt dat aanschouwelijk. De Hermitage telt 1720 ruimten met een totale oppervlakte van 100.000 m2. Elk voorwerp dat zich in de 360 tentoonstellingsruimten bevindt, is van een onschatbare waarde. En de collecties omvatten bij elkaar bijna drie miljoen voorwerpen. Goed dat we hier een gids hebben! Je zou anders compleet verdwalen en de hoogtepunten missen.

Met Julia betreden wij het complex via de Oude Hermitage en starten we de bezichtiging bij de oude meesters uit Italië. Prachtige werken van o.a. Leonardo da Vinci, Titiaan en Rafaël. Rafaël wordt hier geëerd met een meer dan schitterende galerei, waarvan het plafond het verhaal van de Bijbel weergeeft. Vervolgens uiteraard naar de zalen met de Hollandse meesters. We zijn er best een beetje trots op dat de zaal met de collectie van Rembrandt en zijn leerlingen de meeste bezoekers trekt. En dan zie je hier dus met eigen ogen de door het lichtspel intrigerende doeken van Saskia, Danae (uit 1636) en de mooie portretten van een oude man en vrouw. Een verdieping hoger bevindt zich de zaal van de impressionisten en postimpressionisten. Alle Franse musea zijn er jaloers op. Werken van Van Gogh, Gaugain, Cézane, Monet, Manet en Renoir; van Degas en Matisse. Het is tijd voor koffie en hiervoor biedt het museum ook voldoende mogelijkheid. We zullen het museumbezoek eindigen met meer aandacht voor het gebouw zelf. De prachtige zalen en de monumentale trap. Aan zoveel schoonheid kan naar mijn gevoel geen van de Europese vorstenhuizen tippen.

Omdat je, los van de kunstwerken, in elke zaal ook moet letten op het prachtige interieur, nemen we na ruim twee en een half uur niets meer op. We nemen afscheid van Julia en staan weer op het Paleisplein. We nemen nog even de tijd om het gebouw van de Generale Staf met op de triomfboog de prachtige triomfwagen te fotograferen. De kunstzinige vormgeving van het Paleisplein staat in het teken van de overwinning van Rusland op Napoleon in de Vaderlandse Oorlog van 1812. Midden op het plein staat de Alexanderzuil. Een rode granieten zuil, een monoliet met een gewicht van 600 ton, ter ere van tsaar Alexander. Gebouwd na de dood van de tsaar tussen 1830 en 1834. De zuil wordt bekroond door een engel die een slang vertrapt, een symbool van de overwinning van het goede op het kwade.

We wandelen langs de kade naar de brug die het vaste land verbindt met het Hazeneiland waar zich de historische kern van Petersburg: de Peter en Paul-vesting bevindt. De eerste steen werd op 16 mei 1703 door tsaar Peter I gelegd. Deze datum geldt als datum van de stichting van de stad. De vesting heeft de vorm van een zeshoek met zes muren verbonden door bolwerken. We betreden de vesting via de Peterpoort (1717-1718), een werk van de bouwmeester Domenico Trezzini. In het botenhuis, dat in 1761-1762 speciaal gemaakt werd voor de boot die Peter de Grote zelf had gebouwd, moeten we toegangskaartjes kopen voor de kathedraal en andere bezienswaardigheden op het eiland. In het botenhuis ligt een replica van de boot van Peter de Grote en wordt nog een aantal andere aan de scheepvaart gerelateerde parafernalia tentoongesteld.

De Peter en Paul-kathedraal (gebouwd tussen 1712 en 1733) is een hallenkerk met drie even hoge schepen. Ook deze kathedraal is van de hand van Domenico Trezzini. De klokkentoren met zijn vergulde spits, waarop een 3,2 meter grote engel met een 7 meter hoog kruis is geplaatst, werd één van de symbolen van Sint Petersburg. De kathedraal was de begraafplaats voor alle Russische tsaren van Peter de Grote tot Alexander III, op Peter II en Ivan VI na. In juni 1998 vond er een belangrijke politieke en historische gebeurtenis plaats toen de laatste Russische tsaar Nicolaas II, die met zijn vrouw en vier dochters en zijn zoon Aleksej in 1918 in Jekaterinenburg door de bolsjewieken werd vermoord, in de Catharina-bijkerk van de Peter en Paul-kathedraal werd bijgezet. Het interieur van de kerk heeft een hoog barok gehalte. De bezoekers zijn voornamelijk Russen en het is opvallend hoe zij hun voormalige tsaren (toch ook geen lieve jongens!) eren. Zij verzamelen zich rond de grafmonumenten (vooral bij die van de laatste tsaar) en bidden voor het welzijn van de tsaren in het hiernamaals. De Peter en Paul-vesting is één groot openluchtmuseum. Binnen de vestingsmuren zijn talloze gebouwen uit verschillende tijdperken en met de meest uiteenlopende functies. Eén van de bastions is opengesteld voor het publiek en biedt de mogelijkheid om een stukje over de vestingmuur te wandelen. Boven aan de trap wordt ons duidelijk gemaakt dat het kaartje dat wij hebben gekocht, hiervoor niet geldig is en we hiervoor een apart kaartje moeten kopen. Aangezien ze in Petersburg behoorlijk raad weten met de toegangsprijzen, gaan we onverrichterzake terug naar beneden.

We moeten nu keuzes gaan maken. Onvermijdelijk in een grote stad als St. Petersburg. Of naar het tsaar Petershuisje en terugwandelen over de brug naar het vaste land, óf –wat we eigenlijk ook graag willen- een boottochtje maken over de Neva en de grachten van Petersburg. De keuze valt op het laatste. Vanaf de Commandanten-aanlegsteiger op de vesting vertekken de motorboten voor het door ons beoogde tochtje. Elk kaartje dat in St. Petersburg gekocht moet worden is een soort struggle for life. Men spreekt geen woord buiten de deur en van klantvriendelijkheid heeft men ook nog nooit gehoord. Dus met handen en voeten leggen we uit wat we willen en bemachtigen het begeerde kaartje.

Maar goed, het boottochtje stelt niet teleur. Vooral het gedeelte over de grachten met de aanpalende majestieuze panden is indrukwekkend. Een absoluut hoogtepunt vormt het varen langs de werkelijk schitterende Russisch Orthodoxe kerk van de Opstanding van Christus, die ook wel de Kerk van de Verlosser van het Bloed wordt genoemd. Hier raakte op 1 maart 1881 tsaar Alexander II dodelijk gewond – de ‘tsaar-bevrijder’, zoals hij werd genoemd, omdat hij de boeren in 1861 bevrijdde van het lijfeigenschap. De bouw van de kathedraal nam veel tijd in beslag: van 1883 tot 1907. Hij werd gebouwd naar ontwerpen van A. Parland, maar ook de archimandriet Ignati had er een aandeel in. De architectuur met de schitterend gekleurde uienkoepels en de prachtige mozaïken maken een overweldigende indruk.

Ter hoogte van het Paleisplein stappen we uit en gaan met Martin, Claudine, Clemens en Corrie terug naar het het Admiraliteitsgebouw en de Alexandertuin. We zijn toe aan een borrel (en Martin aan eten) en belanden bij het terras aan de Admiraliteitskade waar wij gisteren ook geweest zijn. Na dit intermezzo staat een bezoek aan de Izaäkkathedraal op het programma. Deze kathedraal is genoemd naar de heilige Izaäk, op wiens naamdag, 30 mei op de oude kalender, de verjaardag van Peter de Grote viel. Aanvankelijk bevond zich op deze plek een provisorische houten kerk, later een van steen. In de jaren tussen 1768 en 1802 werd de eerste kathedraal gebouwd, maar al in 1818 begon men met de bouw van de huidige kathedraal. De bouw nam veertig jaar in beslag en tsaar Nicolaas I hield er persoonlijk toezicht op. Vandaag de dag dient de kathedraal als museum, maar tijdens belangrijke feestdagen worden er ook kerkdiensten gehouden. De orthodoxe gemeente zet zich ervoor in dat de kathedraal weer geheel in handen komt van de Kerk. Met zijn hoogte van 101,5 meter is deze kathedraal de op drie na grootste kerk ter wereld; binnen is er plaats voor ruim 10.000 gelovigen. Circa 400 reliëfs en bronzen beelden versieren de facades en het interieur. Deze omschrijving en de foto’s in de boeken nodigen absoluut uit tot een bezoek. De prijs: 270 roebel per persoon weerhoudt ons ervan.

We wandelen dus richting Neva en het standbeeld van de Bronzen Ruiter. Het park er omheen blijkt dé locatie voor het maken van trouwfoto’s. Op het moment dat wij er zijn, worden tenminste vijf bruidsparen (vooral de bruiden zien er fantastisch uit) op de gevoelige plaat vastgelegd. Ze zijn over het algemeen vergezeld van hun getuigen, waarvan de mannen een sjerp dragen. Het heeft allemaal wel wat. Alleen als we limousines zien waarmee de bruidsparen zijn gearriveerd, bekruipt ons toch het gevoel dat zo veel weelde alleen door mafioze praktijken vergaard kan zijn.

We vervolgen onze tocht richting Nieuw Holland langs de Konnogvardeskij bul’var. En passant komen we langs een winkel waar duizenden Matrjosjka’s (pop in pop) te koop zijn. Het eiland Nieuw Holland is ontstaan omdat er in de 18de eeuw een kanaal werd gegraven tussen de rivier de Mojka en het Admiraliteitskanaal. Hier bevonden zich sinds de stichting van de Admiraliteitswerf de opslagplaatsen voor het timmerhout. De methode die werd gebruikt om het hout op te slaan, was afkomstig uit Nederland en werd simpelweg Gollandija genoemd. Er staan sombere, kleine opslaghuizen, die opgetrokken zijn uit rode baksteen. Zwaar vervallen, maar als wij onze fantasie laten gaan, is dit dé plek om de pakhuizen om te vormen tot appartementen voor hoogst waarschijnlijk yuppen. Hadden we deze suggestie door moeten geven aan de lokale autoriteiten, of komen ze er zelf op? We passeren nu de historische Kusbrug (maken er gebruik van) en komen dan aan bij het Marijinski-theater, waar onze reisgenoten gisteravond een voorstelling hebben gezien. Ook weer zo’n geweldig imposant gebouw, waar alle groten der aarde (maar uiteraard vooral Russen) hebben opgetreden. De magen beginnen de knorren en de keuze valt uiteindelijk op het Marijinski-restaurant. Een restaurant met allure, omdat veel beroemde artiesten hier na afloop van de voorstelling gegeten hebben.

De prijzen op de menukaart zijn niet goedkoop, maar wel acceptabel. Als we de prijs van een glas wijn horen (€ 8.- per glas), besluiten we het bij water en bier te houden. Maar het moet gezegd, het eten is absoluut prima. Aad en ik eten tamme-eendenborstfilet met garnituur en we genieten ervan. We wandelen terug richting hotel langs de Nicolaaskathedraal, waarvan de koepels in de ondergaande zon staan te glinsteren en gaan op zoek naar het restaurant Caravan, waar Claudine morgen met de groep het afscheidsetentje wil organiseren. Het is een leuke, oriëntaalse, tent. We bekijken de menukaart en constateren dat de prijzen heel redelijk zijn, zodat de reservering snel gemaakt is. Clemens en Martin hebben inmiddels afgehaakt. De overgebleven diehards nemen nog een kop koffie en een wijntje. Uitgevloerd wandelen we naar huis en gaan in diepe coma.

Vrijdag 1 juli:

We gaan om 09.00 uur op stap naar het Catharinapaleis en de Peterhof die beiden buiten de stad liggen. Het vervoer gaat dit keer met twee kleine busjes en we worden deze keer begeleid door Irena. Maar alvorens alle pracht en praal in de paleizen te gaan bezoeken, maken we een stop bij het Plein van de Overwinning. Centraal op het plein schiet een hoge obelisk van rood graniet in een reusachtige doorgebroken ring 48 meter de lucht in. De doorgebroken ring symboliseert de doorbraak van de Duitse blokkade die Leningrad 900 dagen lang teisterde tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het Monument voor de Verdedigers van Leningrad werd op 9 mei1975 plechtig onthuld, op de dertigste herdinkingsdag sinds het einde van de oorlog. Aan beide zijden staan beeldengroepen die enerzijds het verdriet en de ellende van het beleg en anderzijds de overwinning uitbeelden. Over het algemeen ben ik niet zo gecharmeerd van de oostblok-architectuur, maar dit monument maakt wat mij betreft daarop een positieve uitzondering. Volgens het boekje gaat om 10.00 uur de gedenkzaal in de kelders van het monument open.

Na enig aandringen, is iemand toch bereid om om iets voor tienen de gedenkzaal voor ons open te stellen. In deze kelders memoreert een museum de 1,2 miljoen mensen die hun leven in of voor Leningrad hebben verloren. Het is een indrukwekkend museum, waarbij de schaarse verlichting bestaat uit 900 gedempte rode lampen; één voor elke dag die het beleg heeft geduurd. Vitrines tonen de gebruiksvoorwerpen van de soldaten. In één wordt het brokje brood getoond waaruit het dagelijkse rantsoen bestond. Het is onvoorstelbaar dat men desondanks het beleg heeft weten te breken. Aan beide kanten van het museum memoreren prachtige mozaïken aan het verdriet en de overwinning. Een indrukwekkend monument dat je absoluut niet mag missen.

We rijden nu door naar Tsarskoje Selo, een van de mooiste voorsteden van Petersburg. Hier liet Catharina I aanvankelijk een stenen huis met 16 kamers bouwen (1718-1724). Voor het paleis werd een tuin aangelegd en werd er een stuk bos voor een menagerie omheind, waar wilde zwijnen, hazen en elanden werden gehouden. In 1724 vond er een feest plaats waarbij ook Peter I aanwezig was. Vanaf dat moment noemde men het geheel Tsarskoje Selo (tsarendorp). Het voornemen om het grote paleis te bouwen op de plek van het stenen huis werd vanaf 1740 verwezenlijkt door Peters dochter Elisabeth I. Bartolomeo Rastrelli, de lievelingsarchitect van tsarina Elisabeth, gaf vanaf 1752 leiding aan de verbouwingsactiviteiten van het Catharinapaleis. De arbeidsvoorwaarden voor de lijfeigene werknemers waren zeer slecht; de enorme bedragen voor de verbouwing werden door een landelijke verhoging van de zoutprijs bij elkaar verkregen, hetgeen gepaard ging met de nodige protesten. In 1756 was de prachtige residentie voltooid. Vanaf 1770 werd er opnieuw gebouwd; de barok werd afgelost door het classicisme. Tijdens de Duitse bezetting heeft het complex zwaar te lijden gehad, maar daarvan is nu niets meer te merken.

Het paleis, dat drie verdiepingen telt, is nu musuem. Volgens mijn boek is de voorgevel een van de mooiste van de barokpaleizen in Europa. De gevel wordt levendig door de kolossale zuilen, de pilasters, de atlanten en de versieringen aan de vensters. Heel persoonlijk vind ik de ‘keukenkastjeskleur blauw’ niet echt mooi. Een beetje zachtere, lavendelachtige kleur, zou mijn voorkeur hebben gehad. Maar wie ben ik? En het geld om het over te schilderen heb ik ook niet. In de hal van het paleis is ook een loketje waar we onze Estse krone kunnen omwisselen in roebels. We hebben hiervoor vijf minuten en dat is veel en veel tekort. Ieder biljet moet vergeleken worden met het exemplaar in het boek dat de dame achter de kassa heeft. Als ze één biljet heeft gecontroleerd, zijn de vijf minuten om, dus laten we het maar voor wat het is. In dit paleis moeten we om onze schoenen sloffen aan doen om de vloeren niet te beschadigen. Volstrekt terecht, alhoewel we begrijpen dat de Hermitage dit gebruik vanwege de stof, die de sloffen met zich meebrengen, heeft afgeschaft. Ja, zo heeft ieder voordeel, z’n nadeel.

De zalen in het paleis munten uit in pracht en praal. De ene heeft nog meer mooie spiegels, gouden krullen en ga zo maar door dan de andere. Opvallend zijn de kachels van Delftsblauwe tegeltjes. Volgens Irena kwamen de tegels oorspronkelijk allemaal uit Delft, maar al snel was er een fabriek in Petersburg die ze na kon maken. Irena pikt overigens de originele exemplaren er wel uit en wijst ons erop. Wat mij betreft zijn er in dit paleis twee juweeltjes. De Barnsteenkamer, die in 1701 is ontstaan, in 1716 door de Pruisische koning Frederik Willem I aan tsaar Peter I is geschonken, door de Duitse soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog is gedemonteerd en in 2003 is gereconstrueerd uit zes ton tot zeer dun geslepen barnsteen en met financiële steun van een Duitse firma. Heel bijzonder, zoveel kleuren barnsteen bij elkaar. Het tweede juweeltje is de Wedgewoodzaal. Uitgevoerd in prachtige, bescheiden kleuren en daarmee – althans voor mij- een weldadige uitzondering op al het glitter en klatergoud.

En dan hebben we toch nog even tijd over om opnieuw een poging te wagen de kronen om te wisselen in roebels. De dame achter het loket herkent mij, controleert voor de vorm nog één biljet en daarna krijg ik dan toch nog m’n roebels. En dat is in principe wel belangrijk, omdat we in Nederland een enorm (nou, zo groot was het bedrag nou ook weer niet) koersverlies zouden hebben geleden. Nadat we nog even moeten speren omdat Aad z’n bril vergeten is in het restaurant van het paleis, gaan we op naar de Peterhof. Hiervan zegt mijn boek dat hoe mooi het paleis en de andere gebouwen ook zijn, dit complex echt mooi wordt door de fonteinen. En daar heeft mijn boek gelijk in. De idee om een representatieve residentie voor de zomer te bouwen, kreeg Peter I na de overwinning bij Poltava in 1709. Het geheel werd voltooid in 1723 en daarna werd er nog een eeuw lang aan gebouwd.

Gelijk als we aankomen worden we geconfronteerd met de Grote Waterval, die bestaat uit 64 fonteinen, 255 beelden, reliëfs en drie watervallen. Daarmee is het een van de grootste watervalconstructies ter wereld. In het midden staat het beeld van Simson, die de muil van een leeuw openscheurt. Verder overal beelden uit de Griekse mythologie. Het is in één woord overweldigend. En we blijken er ook op een goed moment te zijn, want –als we thuis zijn- verteld mijn collega Jan Bemelman dat de beelden als het kouder wordt (en dat is al eind september) in kisten staan en de fonteinen niet meer spuiten.

We lopen in westelijke richting de tuin in en passeren de verschillende prachtige fonteinen die het park te bieden heeft, zoals de Eva waterval, de Leeuwencascade en de Gouden Berg. En ook hier overal bruidsparen die zich in deze ambiance laten vereeuwigen. Gelet op de ongeïnteresseerdheid van de bruidegommen (zitten naast hun bruid met de mobiele telefoon aan het oor en een sigaret in de mond), kun je bij die ‘eeuwigheid’ behoorlijke vraagtekens plaatsen. Maar ja, dat zoeken ze zelf maar uit. Aan het eind van het park staat het paviljoen Marly en dicht daarbij is een restaurantje waar we iets kunnen eten. De bediening begrijpt er geen fluit van (ons Russisch is natuurlijk ook niet wat het zijn moet!) en –ondanks het vele vragen en met handen en voeten uitleggen wat we bedoelen- kost het behoorlijk wat tijd voordat iedereen iets te eten en te drinken heeft gehad. Na de lunch wandelen we langs de Nevskaja (met strandje) en moeten dan –gelet op de tijd- kiezen voor een bezoek aan het paleis, óf aan de oostelijke tuin. Eigenlijk wil ik het laatste, maar aangezien iedereen vindt dat we toch ook het paleis moeten zien, ben ik solidair. Het Grote Paleis, waar wij nu naar toe gaan, werd in een aantal etappes gebouwd. En ook hier werkten belangrijke architecten als Rastrelli aan.

De pronkzalen zijn hier minder protserig dan in het Catharinapaleis. De kamers zijn vaak voorzien van prachtig behang, hebben meer interieur en staan kortom wat dichter bij de werkelijkheid. Tot onze grote vreugde vinden we hier ook een uiterst leuk tasje om de enveloppe met inhoud voor Claudine in te verpakken. We vinden het eigenlijk allemaal wel genoeg, maar als we buiten de Peterhof een fantastisch mooie Russisch Orthdoxe kerk aantreffen, besluiten we toch maar even te stoppen. Morgen kan het tenslotte niet meer. En we hebben bijzonder geluk, want hier is een dienst aan de gang, waarbij de middelste konings- en tsarendeuren van de altaarruimte tussen de iconostase open staan en wij een blik kunnen werpen op het Heiligste der Heiligen. Hier hebben uitsluitend de priesters en diaken toegang. En nu is het echt genoeg en gaan we terug naar het hotel. We hebben nog wel voldoende tijd om de tassen te regelen voordat we gaan eten. En dat is geen overbodige luxe omdat we morgenochtend vroeg moeten vertrekken. Rond 20.00 uur lopen we gezamenlijk naar restaurant Caravan.

We hebben in een afzonderlijke ruimte twee tafels tegenover elkaar. Het eten is prima, de wijn ook, maar voornamelijk de sfeer is uitzonderlijk gezellig. Martin overhandigt Claudine de enveloppe met inhoud en vervolgens bedanken zowel Riek als ik Claudine voor haar goede zorgen én de groep voor alle gezelligheid. Claudine complimenteert de groep voor de samenhang, flexibiliteit en gezelligheid en bedankt ons voor de enveloppe met inhoud. Tijd om naar bed te gaan en om de laatste roebels uit te geven bij het winkeltje tegenover ons hotel aan wodka en sigaretten.

Zaterdag 2 juli:

Na een kort nachtje, staat om 04.45 uur (!) de bus voor om ons naar het vliegveld te brengen. Tot onze grote verrassing heeft het hotel ervoor gezorgd dat er in onze koelkastjes een ‘ontbijtbox’ ligt met een sapje, broodje, koekjes en fruit. Klasse hoor! Voor zover ik mij kan herinneren, verloopt het inchecken redelijk voorspoedig, zodat we ook hier weer lang moeten wachten voor we de lucht in gaan. De vlucht verloopt goed; de service is prima en iedereen probeert nog een beetje het tekort aan slaap van vannacht in te halen. Op het vliegveld van Frankfurt moeten we weer een flinke wandeling maken naar de gate waar vandaan het vliegtuig naar Schiphol zal vertrekken. Na een kort vluchtje landen we weer op vaderlandse bodem. We nemen afscheid van elkaar en daarna gaat iedereen zijns weegs. Wij nemen de trein naar Rotterdam en zijn rond het middaguur weer thuis. En zo is er weer een eind gekomen aan een prachtige vakantie.

Nawoord:

Ik heb na deze reis een enorme bewondering gekregen voor de snelheid waarmee de Baltische Staten zich na de ‘val van de muur’ hebben hersteld en hun vizier op Europa met zijn Europesche Unie hebben gericht. De mensen, maar vooral de jeugd, in de grote steden kun je zo overzetten in Nederland. Men draagt moderne kleding (strakke shirtjes en broeken) en is in het bezit van de meest moderne mobiele telefoons. Alleen de ouderen lijken het (met name in Litouwen) zwaar te hebben, hetgeen hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door de lage (gedevalueerde) pensioenen. Verder valt het op dat je geen enkele allochtoon ziet, of het zouden de Russen moeten zijn die hier nog steeds in grote getalen aanwezig zijn.

Uitgaande van het feit dat de Baltische Staten gedurende de wereldoorlogen zwaar hebben geleden, heeft het mij verrast hoe snel én vakkundig de steden met hun prachtige gebouwen gerestaureerd zijn. Verder is het overal schoon, waaruit blijkt dat de publieke diensten goed werk verrichten. Verder heb ik ontzettend genoten van de zogenaamde ‘witte nachten’. Niet dat ik zo gefeest en gebeest heb, maar met name vanwege het prachtige licht. Kortom, als je toch van plan bent de Baltische Staten te bezoeken, doe het dan snel en ga rond deze tijd. Het toerisme begint langzaam maar zeker toe te slaan en dat maakt het er in z’n algemeenheid niet leuker op! Sint Petersburg overweldigt door zijn grootsheid en schoonheid. Twee dagen is veel te kort om alle belangrijke bezienswaardigheden te bezoeken. Niet zo erg, omdat wij nog steeds Moskou en St. Petersburg op het programma hebben staan en dit dus een mooi voorproefje is. Tot slot heeft onze fantastische groep absoluut bijgedragen tot deze heerlijke vakantie. Een groep van elf kan heel kwetsbaar zijn, maar in dit geval werkte het meer dan prima!